Aansluiting van de
moto r
Rotatierichting
Parallelle aansluiting van
motoren
50
Aansluiting van de motor
De VLT
serie 3000 kan meerdere, parallel
®
aangesloten motoren besturen. Als de mo-
toren verschillende snelheden moeten
hebben, dienen er motoren met verschil-
lende nominale snelheden te worden toe-
gepast. De motorsnelheid kan simultaan
worden gewijzigd en de verhouding tussen
de nominale motorsnelheden blijft in het
hele bereik gehandhaafd.
MG.30.A7.10 - VLT
is een geregistreerd handelsmerk van Danfoss
®
Met de VLT
serie 3000 kunnen standaard
®
alle typen drie-fasen asynchrone motoren
worden aangestuurd.
Doorgaans zijn kleinere motoren
(220/380 V, ∆ /
) in ster geschakeld.
Grotere motoren in driehoekschakeling
(380/660 V, ∆ /
).
De fabrieksinstelling zorgt voor
kloksgewijze rotatie als de uitgang van de
VLT
serie 3000 als volgt wordt aangeslo-
®
ten:
Klem 96 aangesloten op U-fase,
Klem 97 aangesloten op V-fase,
Klem 98 aangesloten op W-fase.
De draairichting kan worden gewijzigd
door de twee motorkabelfasen te ver-
wisselen.
Met behulp van de besturingsfuncties van
de VLT
serie 3000 kan de draairichting
®
eveneens worden gewijzigd d.m.v. de
"reverse"-functie.
De totale stroom die door de motoren
wordt opgenomen mag niet groter zijn dan
de nominale continue uitgangsstroom I
van de VLT
serie 3000.
®
Als de motorvermogens sterk verschillen,
dan kunnen er bij de start en bij lage snel-
heid problemen optreden. Dit wordt ver-
oorzaakt door het feit dat kleine motoren
een relatief grote ohmse weerstand in de
stator hebben, waardoor zij bij de start en
bij lage snelheid een hogere startspanning
vragen.
In systemen waar motoren parallel werken,
kan de interne overstroom-beveiliging niet
worden gebruikt als motorbeveiliging. De
uitgangsstroom dient te worden gepro-
grammeerd voor de totale motorstroom.
Daarom dienen extra motorbeveiligingen
te worden toegepast, bijv. thermistors in
elke motor (of afzonderlijke thermische
relais).
VLT,N