C B
Z2 U2
L
N
Fig. 14: Netaansluiting 1~ met bedrijfscon-
densator
L
Z1
Z2
BK
GY
RV
WH
CB
CA
RE
2
Fig. 15: Netaansluiting 1~ met start- of be-
drijfscondensator
8.1
Stilstandverwarming
9
Inbedrijfname
Inbouw- en bedieningsvoorschriften • Wilo-VeroLine-IPL-Z, Wilo-VeroTwin-DPL-Z • Ed.01/2024-07
Inschakeltype
U2
Z2
Direct
Tab. 6: Bezetting van de klemmen
U1
Z1
N
Klem
L1/L2/L3
L1/L2/L3
RD
U1
Tab. 7: Aandraaimomenten klemmenbord
U2
3
4
Een stilstandverwarming wordt aanbevolen voor motoren, die vanwege de klimaatomstan-
digheden aan condensvorming worden blootgesteld. Het gaat dan bijvoorbeeld om stil-
staande motoren in een vochtige omgeving of om motoren die worden blootgesteld aan
sterke temperatuurschommelingen. Motoren die af fabriek met een stilstandverwarming
zijn uitgerust, kunnen als speciale uitvoering worden besteld. De stilstandverwarming dient
als bescherming van de motorwikkelingen tegen condenswater binnenin de motor.
•
De aansluiting van de stilstandverwarming vindt plaats op de klemmen HE/HE in de
klemmenkast (aansluitspanning: 1~230 V/50 Hz).
•
Werkzaamheden aan de elektrische installatie: Een elektromonteur moet werkzaamhe-
den aan de elektrische installatie uitvoeren.
•
Installatie-/demontagewerkzaamheden: De monteur moet een opleiding hebben ge-
volgd voor de omgang met de noodzakelijke gereedschappen en bevestigingsmateria-
len.
•
De bediening moet door personen worden uitgevoerd die geïnstrueerd zijn over de wer-
king van de volledige installatie.
Motorvermogen
P2 ≤ 3 kW
Netspanning 3∼ 230 V
Δ-schakeling (Fig. 12)
LET OP
Om de startstroom te begrenzen en het activeren van de overstroombe-
veiligingen te vermijden, wordt het gebruik van soft starters aanbevolen.
Aandraaimoment
in Nm
1,8 ± 0,2
2,2 ± 0,2
VOORZICHTIG
Gevaar voor beschadiging door ondeskundige hantering!
De stilstandverwarming mag niet ingeschakeld zijn tijdens het motorbe-
drijf.
nl
Netspanning 3∼ 400 V
Y-schakeling (Fig. 13)
Schroef
M4
M5
87