Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Wilo VeroLine-IPL-Z Inbouw- En Bedieningsvoorschriften pagina 86

Inhoudsopgave

Advertenties

Beschikbare talen

Beschikbare talen

nl
W2
U2
PTC
U1
V1
L1
L2
Fig. 12: Δ-schakeling
W2
U2
PTC
U1
V1
L1
L2
Fig. 13: Y-schakeling
86
De kabels die zich in de buurt van de draadaansluiting bevinden, naar een afvoerlus leiden
om het druipwater te laten afvloeien.
Plaats de kabelschroefverbinding en waarborg door het correct leggen van de kabel dat er
geen druipwater in de klemmenkast kan lopen. Kabelschroefverbindingen die niet zijn
aangesloten, moeten met de door de fabrikant geleverde stop afgesloten blijven.
Aansluitkabel zo leggen, dat deze noch leiding noch pomp raakt.
Bij mediumtemperaturen boven 90 °C een warmtebestendige aansluitkabel gebruiken.
Het stroomtype en de spanning van de netaansluiting dienen overeen te stemmen met de
gegevens op het typeplaatje.
Netzijdige zekering: afhankelijk van de nominale motorstroom.
Neem bij het aansluiten van een externe frequentieomvormer de bijbehorende inbouw-
en bedieningsvoorschriften in acht! Zorg, indien nodig, voor een extra aarding vanwege
hogere lekstromen.
De motor moet tegen overbelasting door een motorbeveiligingsschakelaar of door het
schakelapparaat PTC-thermistor (toebehoren) worden beveiligd.
Standaardpompen op externe frequentieomvormers
Bij gebruik van standaardpompen op externe frequentieomvormers moeten de volgende as-
pecten met betrekking tot het isolatiesysteem en de stroomgeïsoleerde lagers in acht geno-
men worden:
Netwerken met 400 V
De door Wilo gebruikte motoren voor droogloperpompen zijn geschikt voor bedrijf op exter-
ne frequentieomvormers.
Hierbij wordt dringend aanbevolen om bij de installatie en het bedrijf rekening te houden met
de IEC TS 60034-25:2014. Vanwege de snelle ontwikkeling op het gebied van frequentie-
omvormers staat WILO SE niet garant voor een foutloos gebruik van de motoren op externe
omvormers.
Netwerken met 500 V/690 V
De door Wilo standaard gebruikte motoren voor droogloperpompen zijn niet geschikt voor
gebruik op externe frequentieomvormers bij 500 V/690 V.
Voor het gebruik in netwerken met 500 V/690 V zijn er motoren met de daarvoor geschikte
wikkeling en een versterkt isolatiesysteem beschikbaar. Dit moet bij de bestelling expliciet
worden aangegeven. De gehele installatie moet voldoen aan IEC TS 60034-25:2014.
Instelling van de motorbeveiligingsschakelaar
Instelling op nominale motorstroom volgens de informatie op het typeplaatje van de mo-
tor.
V2
Als de motorbeveiligingsschakelaar in een streng van de motortoevoerleiding (U1/V1/W1
of U2/V2/W2) is geschakeld, moet de motorbeveiligingsschakelaar op de waarde
0,58 x nominale motorstroom worden ingesteld.
W1
Als de motor een PTC-voeler heeft (speciale uitvoering), sluit de PTC-voeler dan aan op
het uitschakelapparaat PTC-thermistor (niet inbegrepen).
L3
V2
De netaansluiting is afhankelijk van het motorvermogen P2, de netspanning en het in-
W1
schakeltype. De vereiste schakeling van de verbindingsbruggen in de klemmenkast vindt
u in de volgende tabel en Fig. 12 en 13.
L3
Neem bij aansluiting van automatisch werkende schakeltoestellen de overeenkomstige
inbouw- en bedieningsvoorschriften in acht.
Inbouw- en bedieningsvoorschriften • Wilo-VeroLine-IPL-Z, Wilo-VeroTwin-DPL-Z • Ed.01/2024-07
LET OP
Het aansluitschema voor de elektrische aansluiting bevindt zich in de
klemmenkastafdekking.
VOORZICHTIG
Gevaar voor materiële schade!
Op de klemmen van de PTC-voeler mag slechts een max. spanning van
7,5 V DC aanwezig zijn. Een hogere spanning vernielt de PTC‑voelers.

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Verotwin-dpl-z

Inhoudsopgave