SATEL
De dwarsdoorsnede van de voedingskabels moeten zo worden bepaald dat tussen de
voeding en het te voeden apparaat, het voltage niet meer zakt dan 1 V t.o.v. de
uitgangsvoltage.
Om een goede werking van het systeem te garanderen, is het belangrijk te verzekeren dat de
weerstand en capacitieve weerstand van de signaalkabel zo laag als mogelijk is. Wanneer de
afstand tussen de apparaten meer is dan wezenlijk dan is het mogelijk meerdere aders
parallel aan te sluiten voor elk signaal, dit om de geleidingsweerstand te vermeerderen, dit
kan echter leiden tot een verhoging van capacitieve weerstand. Een te hoge weerstand of
capacitieve weerstand van de bekabeling aangesloten op de Integra naar de bediendelen of
uitbreidingmodules kan er voorzorgen dat deze niet correct functioneren (bijvoorbeeld: De
Integra kan mogelijk modules niet identificeren, het melden van het niet aanwezig zijn van
modules, enz.). Bij het selecteren van de kabellengte volg de aanbevelingen aangegeven in
de diverse secties voor verbinden van de verschillende type modules.
Onthoud bij het bekabelen dat er voldoende ruimte zit tussen de laag voltage kabels en de
230 VAC kabels. Vermijd het parallel lopen van de signaalkabels aan de 230 VAC kabels of
in de nabijheid van deze.
6.4
Installatie van de hoofdprint
De hoofdprint bevat elektronische componenten welke gevoelig zijn voor
elektrische ladingen.
U dient alle bekabeling, aansluitingen en installaties van apparaten te voltooien
voordat u de accu en AC voeding aansluit op het alarmsysteem.
Het alarmsysteem dient inpandig te worden geïnstalleerd, in ruimtes met een normale
luchtvochtigheid. Het alarmsysteem dient te worden beveiligd tegen ongeautoriseerde
toegang. Een permanente 230 V AC voeding met randaarde dient beschikbaar te zijn in de
ruimte waar het system geïnstalleerd gaat worden.
INTEGRA
11