16
Fig. 5. Aansluiting van bediendelen (andere apparaten op dezelfde manier).
6.5.1
Adresseren van apparaten aangesloten op de Bediendeel bus
Elk apparaat die aangesloten wordt op de bediendeel bus dient zijn eigen individuele adres
van 0 tot 3 (INTEGRA 24 en INTEGRA 32) of van 0 tot 7 (INTEGRA 64 en INTEGRA 128).
De adressen van bediendelen worden softwarematig ingesteld en standaard is altijd adres 0
ingesteld. Bij het opstarten van een standaard alarmsysteem worden alle bediendelen
aangesloten op de bus ondersteund, onafhankelijk welke adressen zijn ingesteld. Hierdoor is
het mogelijk om alle correcte individuele adressen in de bediendelen in te stellen door middel
van de identificatie procedure.
Andere apparaten aangesloten op de bediendeel bus dienen geadresseerd te worden door
middel van de DIP-switches of de pinnen.
Programmeren bediendelen bij gebruik van de service functie
1. Voer de service code in (standaard 12345) en druk op de
2. Gebruik de of toetsen om de S
, OK of toets.
3. Start de B
B
EDIENDEEL ADR
4. Het bericht zoals in Fig. 6 getoond zal worden weergeven in alle bediendelen welke
aangesloten zijn op het alarmsysteem.
5. Voer het juiste adres in op alle bediendelen. De adreswijziging wordt bevestigd door
vier korte en een lange toon.
EDIENDEEL ADRESSERING
.).
Installatie handleiding
ERVICE MODE
functie (S
TRUCTUUR
toets.
op te zoeken in de lijst en druk de
H
ARDWARE
SATEL
I
DENTIFICATIE