20
Indien een apparaat op de tweede bus aangesloten wordt second bus, dan kan het
systeem worden uitgebreid met 32 adressen.
Het adres heeft invloed op de nummering van zones en uitgangen in het systeem (zie
sectie N
UMMERING VAN ZONES EN UITGANGEN IN HET SYSTEEM
6.7
Detectoren aansluiten
Fig. 10. Detector aansluit voorbeelden. De detector uitgangen worden met letters weergeven:
Hoe de detector aangesloten moet worden op de zone hangt af van de configuratie welke
gekozen gaat worden voor die zone. De zones op de hoofdprint van het alarmsysteem
ondersteunen de volgende configuraties:
NC – aansluit type bedoeld voor het aansluiten van apparaten met een NC (normally closed)
alarm uitgang. Openen van het circuit zal het alarm activeren.
NO – aansluit type bedoeld voor het aansluiten van apparaten met een NO (normally open)
alarm uitgang. Sluiten van het circuit zal het alarm activeren.
EOL – aansluit type bedoeld voor het aansluiten van apparaten met een NC of NO alarm
uitgang met 1 EOL weerstand. Sluiten of openen van het circuit zal het alarm activeren.
2EOL/NC – aansluit type bedoeld voor het aansluiten van apparaten met een NC alarm en
sabotage uitgang. De zone kan 3 statussen detecteren d.m.v. 2 EOL weerstanden:
normaal, alarm en sabotage.
2EOL/NO – aansluit type gelijk aan de 2EOL/NC, maar voor detectors met een NO alarm
uitgang.
Roller – aansluit type bedoeld voor het aansluiten van rolluik detectoren.
Tril – aansluit type bedoeld voor het aansluiten van tril detectoren. Op de zone kan ook een
NC detector aangesloten worden (bijv. Een tril detector en een magneetcontact kunnen
parallel worden aangesloten).
Installatie handleiding
A - alarm, T – sabotage, R=R1+R2.
p. 30).
SATEL