SATEL
Volg uitgang – bij gebruik van deze configuratie dient er geen detector aangesloten te
worden. De zone status hangt af van de status van de geselecteerde uitgang (de
uitgang hoeft niet fysiek aan de zone gekoppeld te worden).
6.7.1
End-of-line weerstanden
Voor de hoofdprint zones dient een 2.2 k weerstand voor een 1 EOL configuratie gebruikt
te worden en twee 1.1 k weerstanden bij een 2 EOL configuratie.
Voor sommige uitbreidingen als ook voor het INT-KSG bediendeel is de waarde van de end-
of-line weerstanden programmeerbaar in het bereik van 500 tot 15 k (zie P
handleiding).
Indien de weerstandswaarde in een bediendeel of uitbreiding niet programmeerbaar
is, dan dient bij de 1 EOL configuratie de 2.2 k weerstand gebruikt te worden en bij
de 2 EOL configuratie – twee 1.1 k weerstanden.
6.8
Sirenes aansluiten
Fig. 11. Sirene aansluit voorbeeld. I – sirene zonder eigen voeding – alarm signalering wordt
aangestuurd door de hoogvermogen uitgangen. II - sirene met eigen voeding – alarm
signalering wordt aangestuurd door de laagvermogen uitgangen waarbij de hoogvermogen
uitgang dient als voedingsuitgang. De weerstandswaarde van R is 2.2 k. In beide gevallen
Indien de hoogvermogen uitgang niet gebruikt wordt, dan dient er een 2.2 k
weerstand tussen de uitgang en de common aansluiting geplaatst te worden.
INTEGRA
is de sabotage aangesloten op zone Z16.
21
ROGRAMMEER