Voorbedrukt papier
Bij het plaatsen van voorbedrukt papier moet de bedrukte zijde naar
beneden liggen en mag de voorzijde niet gekruld zijn. Bij invoerproblemen
draait u het papier om. Er zijn geen garanties wat de afdrukkwaliteit betreft.
•
Op voorbedrukt papier moet worden afgedrukt met hittebestendige inkt
die niet smelt, verdampt of schadelijke gassen uitstoot als ze gedurende
0,1 seconde wordt blootgesteld aan de fixeertemperatuur van het
apparaat. Controleer de specificaties van uw apparaat voor de
weergave van de fixeertemperatuur van ongeveer 170 °C.
•
De inkt op het voorbedrukt papier mag niet ontvlambaar zijn en mag de
printerrollen niet beschadigen.
•
Voor u voorbedrukt papier in de lade plaatst, controleert u of de inkt op
het papier droog is. Natte inkt kan tijdens het fixeerproces loskomen van
het voorbedrukt papier en de afdrukkwaliteit verminderen.
De standaardlade en het papier instellen
De instellingen die via het apparaatstuurprogramma zijn opgegeven
krijgen voorrang op de instellingen die via het bedieningspaneel
werden opgegeven.
Via het bedieningspaneel
Het papierformaat instellen
1. Druk op Menu op het bedieningspaneel.
2. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om Papier te selecteren en druk
vervolgens op OK.
3. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om de gewenste lade te selecteren
en druk op OK.
4. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om Papierformaat te selecteren en
druk vervolgens op OK.
5. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om het gewenste papierformaat te
selecteren en druk op OK.
6. Druk op Stop/Wissen om terug te keren naar stand-bymodus.
Het papiertype instellen
1. Druk op Menu op het bedieningspaneel.
2. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om Papier te selecteren en druk
vervolgens op OK.
3. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om de gewenste lade te selecteren
en druk op OK.
4. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om Papiertype te selecteren en
druk vervolgens op OK.
5. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om de gewenste papierlade te
selecteren en druk op OK.
6. Druk op Stop/Wissen om terug te keren naar stand-bymodus.
De papierbron instellen
1. Druk op Menu op het bedieningspaneel.
2. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om Papier te selecteren en druk
vervolgens op OK.
3. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om de gewenste papierbron te
selecteren en druk op OK.
4. Druk op Stop/Wissen om terug te keren naar stand-bymodus.
Via de computer
Windows
1. Klik op het menu Start in Windows.
2. In Windows 2000 selecteert u Instellingen > Printers.
•
In Windows XP/2003 selecteert u Printers en faxapparaten.
•
In Windows 2008/Vista selecteert u Configuratiescherm >
Hardware en geluiden > Printers.
•
In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Hardware en
geluiden > Apparaten en printers.
•
In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm >
Hardware > Apparaten en printers.
3. Klik met uw rechtermuisknop op uw apparaat.
4. In Windows XP/2003/2008/Vista klikt u op Voorkeursinstellingen
voor afdrukken.
In Windows 7 en Windows Server 2008 R2 selecteert u
Voorkeursinstellingen voor afdrukken in de contextmenu's.
Als er bij het item Voorkeursinstellingen voor afdrukken een
►-markering staat, kunt u andere printerstuurprogramma's die
met de geselecteerde printer zijn verbonden selecteren.
5. Klik op het tabblad Papier.
6. Selecteer een lade en de bijbehorende opties, zoals het
papierformaat en de papiersoort.
7. Druk op OK.
Als u een speciaal papierformaat wilt gebruiken, zoals
rekeningpapier, selecteert u het tabblad Papier > Formaat >
Bewerken... in Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 57).
Macintosh
Macintosh ondersteunt deze functie niet. Macintosh-gebruikers moeten
de standaardinstelling handmatig wijzigen als ze op basis van andere
instellingen willen afdrukken.
1. Open een Macintosh-toepassing en selecteer het bestand dat u wilt
afdrukken.
2. Open het menu Archief en klik op Afdrukken.
3. Ga naar het paneel Papierinvoer.
4. Stel de juiste lade in van waaruit u wilt afdrukken.
5. Ga naar het paneel Papier.
6. Stel het papiertype in de lade van waaruit u wilt afdrukken in.
7. Klik op Afdrukken om af te drukken.
Linux
1. Open het Terminal Program.
2. Wanneer het venster Terminal verschijnt, typt u het volgende:
[root@localhost root]# lpr [FileName].
3. Selecteer Printer en klik op Eigenschappen...
4. Klik op het tabblad Advanced.
5. Selecteer de lade (papierinvoer) en de bijbehorende opties, zoals
papierformaat en papiersoort.
6. Druk op OK.
Afdrukmedia en lade_ 54