4. Schud de beeldeenheid 5 of 6 keer heen en weer om de toner in de
beeldeenheid gelijkmatig te verdelen.
5. Verwijder de beschermende klep en het zegel.
6. Houd de beeldeenheid bij de handgreep vast en schuif de cassette
voorzichtig in de opening van het apparaat.
De nokken aan de zijkanten van de beeldeenheid en de bijbehorende
groeven in het apparaat voeren de beeldeenheid naar de juiste positie
totdat deze volledig op zijn plaats klikt.
•
Raak het groene oppervlak van de beeldeenheid niet aan.
•
Stel de beeldeenheid niet langer dan enkele minuten bloot aan
licht om te vermijden dat deze wordt beschadigd. Dek de
beeldeenheid zo nodig af met een stuk papier.
7. Plaats de tonercassette opnieuw.
8. Sluit de bovenklep. Controleer of de klep goed dicht is.
Voorzorgsmaatregelen die u in acht moet nemen
bij de installatie van accessoires
•
Koppel het netsnoer los.
Koppel steeds het netsnoer los wanneer u interne of externe
accessoires installeert of verwijdert om het risico op een elektrische
schok te vermijden.
•
Ontlaad statische elektriciteit.
Het moederbord en de interne accessoires (netwerkinterfacekaart of
geheugenmodule) zijn gevoelig voor statische elektriciteit. Voordat u
interne accessoires installeert of verwijdert moet u de statische
elektriciteit van uw lichaam ontladen door een metalen voorwerp aan te
raken, zoals de metalen achterplaat van een willekeurig apparaat dat op
een geaarde stroombron is aangesloten. Als u voor het beëindigen van
de installatie rondwandelt, herhaalt u deze procedure om nogmaals
eventuele statische elektriciteit te ontladen.
•
Activeer de toegevoegde accessoires in de eigenschappen van het
PS-stuurprogramma.
Nadat installatie van een accessoire, zoals een optionele lade, moeten
gebruikers van het PS-stuurprogramma de volgende extra instelling
invoeren. Ga naar de PS-printereigenschappen en activeer de
toegevoegde accessoires.
Let op bij de installatie van accessoires: het vervangen van de batterij
in het apparaat valt onder de service en moet gebeuren door een
erkende serviceagent. Vervang ze niet zelf.
Er bestaat een explosierisico als de batterij wordt vervangen door een
verkeerd type.
De toegevoegde accessoires activeren in de
printereigenschappen
Nadat u de extra accessoires hebt geïnstalleerd, moet u ze in de
printereigenschappen van het printerstuurprogramma selecteren om ze te
kunnen gebruiken.
1. Installeer het stuurprogramma (zie "Het stuurprogramma installeren
voor een apparaat dat lokaal is aangesloten" op pagina 34 of "Het
stuurprogramma installeren voor een apparaat dat via het netwerk is
aangesloten" op pagina 42).
2. Klik op het menu Start in Windows.
3. In Windows 2000 selecteert u Instellingen > Printers.
•
•
•
•
4. Klik met uw rechtermuisknop op uw apparaat.
5. In Windows XP/2003/2008/Vista selecteert u Eigenschappen.
•
In Windows 7 en Windows Server 2008 R2 selecteert u Eigenschappen
van printer in de contextmenu's.
6. In de eigenschappen van het printerstuurprogramma selecteert u
Apparaatopties.
7. Stel de vereiste opties in de eigenschappen van het
printerstuurprogramma in.
8. Klik op OK.
Verbruiksartikelen en accessoires_ 109
In Windows XP/2003 selecteert u Printers en faxapparaten.
In Windows 2008/Vista selecteert u Configuratiescherm >
Hardware en geluiden > Printers.
In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Hardware en
geluiden > Apparaten en printers.
In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm >
Hardware > Apparaten en printers.
Voor PS-stuurprogramma selecteert u het PS-stuurprogramma en
klikt u met de rechtermuisknop om Eigenschappen te openen.
Als er bij het item Eigenschappen van printer een ►-markering
staat, kunt u andere printerstuurprogramma's die met de
geselecteerde printer zijn verbonden selecteren.