53
ACCU
Controle van de acculading
Daar het bekend is dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen het soortelijk gewicht van de elektrolyt en de
lading van de accu, wordt het meten van het soortelijk gewicht van de elektrolyt beschouwd als effectieve en
juiste controle van de staat van de acculading. Wanneer de accu vol is en in goede staat, met de elektrolyt op het
juiste niveau, is de densiteit van de elektrolyt ongeveer 1.260 (30° Bè) bij 30° C. Als de densiteit tussen 1.26
(30°Bè) en 1.20 (24° Bè) ligt, is de accu gedeeltelijk geladen terwijl bij een lege accu de densiteit minder dan 1.14
(18°Bè) bedraagt.
Het meten van de densiteit.
Het meten van de densiteit van de elektrolyt is de meest belangrijke controle van een accu. Deze meting moet
dus nauwkeurig uitgevoerd worden met behulp van de densimeter, breng deze op de manier van een injectiespuit
in en neem een hoeveelheid elektrolyt die voldoende is om de vlotter te laten drijven. Let erop dat het uiteinde
hiervan de rubber bal niet raakt of met de capillariteit vast blijft zitten aan de glaswanden. Als u een meting moet
verrichten na het toevoegen van gedestilleerd water, moet u wachten tot de densiteit gelijkmatig in de vloeistof
van het element verdeeld is.
Bijvullen van water
Gedestilleerd water bijvullen in elke accucel nadat de accu opgeladen is om de vloeistof op niveau te brengen, 6
mm boven de platen. Deze handeling moet in het begin na elke lading verricht worden, later als de bediener meer
ervaring heeft gekregen kan dit minder vaak gedaan worden, maar het dient tenminste eens per week te gebeuren.
Laad limieten
De accu hoeft niet opgeladen te worden als de densiteit, aan het einde van de werkdag niet onder 1.24 (28°Bè)
gedaald is. De meest voorkomende fout bij het gebruik van tractiebatterijen is overbelasting. Alleen deze factor,
als deze constant aanwezig is, verkort de levensduur van de accu drastisch. De aanbevolen maximum temperatuur
is 45°C. Als de temperatuur van de elektrolyt meer stijgt dan 10°/12° C vergeleken met de omgevingstemperatuur,
kan zich overbelasting voordoen, onafhankelijk van de werkelijk bereikte temperatuurwaarde.
Indien de batterijindicator nog slechts een restcapaciteit aangeeft van ca. 5 – 10% schakelt de borstelaandrijving
en watertoevoer automatisch uit. Wèl blijft het mogelijk om de machine te verrijden en een natte vloer droog te
zuigen.
Ruimtes voor het opladen van de accu.
De gassen die zich tijdens het opladen ontwikkelen, zijn explosief, zorg er dus voor dat de accu tijdens het
opladen goed geventileerd staat en dat de contacten van de klemmen geen vonken kunnen veroorzaken. De
ruimtes waar de batterijen van accumulatoren opgeladen worden, moeten goed belucht zijn en de temperatuur
mag niet boven 40°/45°C stijgen. Als de ramen niet voor voldoende luchtverversing zorgen, moet dit gebeuren via
speciale afvoerkanalen, deze mogen in rookkanalen uitkomen. Indien nodig moet de luchtverversing snel, met
behulp van ventilatoren plaatsvinden.
Accu die niet constant gebruikt wordt
Als de accu niet continu gebruikt wordt, moet deze eens per maand bijgeladen worden, ook als bij het meten van
het soortelijk gewicht de waarden hoog zijn. Als de accu lange tijd niet gebruikt wordt, moet hij op een koele,
droge plaats bewaard worden. Eens per maand moet hij opgeladen worden, volledig totdat alle elementen flink
gas ontwikkelen en de afgelezen waarden voor spanning en soortelijk gewicht 3 à 4 uur lang constant blijven. In
elk geval moet een accu die lange tijd nonactief geweest is, eerst opgeladen worden en moet het elektrolytniveau
gecontroleerd worden voordat hij opnieuw gebruikt mag worden.
Accu plaatsen
De accu op de volgende wijze op de juiste plaats aanbrengen (tek.14):
Voor de installatie de accu met aandacht nakijken en hierbij vooral controleren of er geen beschadigde elementen
zijn. Nooit elektrolyt bijvullen als de accu's een week of langer niet gebruikt zijn.
De accuverbindingen moeten schoon zijn en er moet een dun laagje vet of vaseline op de klemmen of verbindingen
liggen. De accu kan bij vervoer wat lading verliezen, zonodig voor het gebruik opladen.
Installatie acculader
De acculader in een droge, geventileerde ruimte plaatsen, verwijderd van warmtebronnen en niet in een corrosieve
omgeving. Controleer of de spanning overeenkomt (zie gegevens kenplaat acculader). Het elektriciteitsnet
beveiligen met een vertragingsschakelaar of met een zwaardere zekering dan de maximum opname van de
acculader. De polariteit van het accucontacten respecteren. Laat de accuruimte openstaan.
Niet roken en geen open vuur gebruiken.