U kunt Wake on LAN als volgt in- of uitschakelen:
1. Start het programma ThinkPad Setup. Zie "Het programma ThinkPad Setup gebruiken" op pagina 105.
2. Selecteer Config ➙ Network. Het submenu Network wordt weergegeven.
3. Selecteer een overeenkomstige optie voor de Wake on LAN-functie.
4. Druk op F10 om de instellingen op te slaan en af te sluiten.
Een Network Boot-volgorde opgeven
Wanneer de computer via LAN wordt geactiveerd, start de computer op vanaf het apparaat dat is
gespecificeerd in het menu Network Boot. Daarna wordt de lijst met de opstartvolgorde in het menu
Boot gevolgd.
U kunt als volgt een Network Boot-volgorde definiëren:
1. Start het programma ThinkPad Setup. Zie "Het programma ThinkPad Setup gebruiken" op pagina 105.
2. Selecteer Startup ➙ Network Boot. De lijst met opstartapparaten wordt dan afgebeeld.
3. Selecteer een opstartapparaat om deze in te stellen als het apparaat waarmee het opstarten plaatsvindt
nadat de computer uit de slaapstand wordt gehaald.
4. Druk op F10 om de instellingen op te slaan en af te sluiten.
Opmerking: U kunt op F9 drukken om de fabrieksinstellingen te herstellen.
De vereisten voor flash-updates controleren
De programma´s op uw computer kunnen vanaf een beheersconsole door een netwerkbeheerder worden
bijgewerkt indien aan de volgende vereisten wordt voldaan:
• De computer moet zijn opgestart vanaf het LAN.
• De computer moet zijn opgestart via de Preboot eXecution Environment (PXE).
• Er moet een netwerkbeheerprogramma op de computer van de netwerkbeheerder zijn geïnstalleerd.
.
Hoofdstuk 8
Geavanceerde configuratie
121