15.000 bedrijfsuren of uiterlijk na 5 jaar:
•
Groot onderhoud in de fabriek
Bij toepassing in sterk abrasieve en/of agressieve media
worden de onderhoudsintervallen korter.
6.3. Onderhoudswerkzaamheden
Controle van stroomverbruik en spanning
Het stroomverbruik en de spanning op alle 3 fasen moet
regelmatig worden gecontroleerd. Bij normaal bedrijf blij-
ven deze constant. Lichte schommelingen zijn afhankelijk
van de eigenschappen van de vloeistof. Aan de hand van
het stroomverbruik kunnen beschadigingen en/of storin-
gen van waaier/propeller, lagers en/of motor vroegtijdig
worden herkend en verholpen. Zo kan grotere gevolgscha-
de grotendeels worden voorkomen en het risico van een
totale uitval worden verlaagd.
Controle van de gebruikte schakeltoestellen voor
PTC-weerstand, controle van de afdichtkamer, etc.
Controleer of de gebruikte schakeltoestellen naar behoren
werken. Defecte apparaten moeten onmiddellijk worden
vervangen, omdat deze geen bescherming voor de machi-
ne garanderen. De gegevens over het testproces moeten
exact worden opgevolgd (handleiding van de betreffende
schakeltoestellen).
Controle van de isolatieweerstand
Voor het controleren van de isolatieweerstand moet de
stroomtoevoerkabel worden afgeklemd. Daarna kan de
weerstand met een isolatiemeter (meetgelijkspanning is
1000 volt) worden gemeten.
De volgende waarden mogen niet worden onderschre-
den:
Bij de eerste inbedrijfstelling mag de isolatieweerstand
niet lager zijn dan 20 MΩ. Bij verdere metingen moet de
waarde groter zijn dan 2 MΩ. Isolatieweerstand te laag:
Er kan vocht in de kabel en/of de motor binnengedrongen
zijn.
Machine niet meer aansluiten, overleg met de
fabrikant!
Visuele controle van de stroomtoevoerkabels
De stroomtoevoerkabels moeten worden gecontroleerd
op luchtbellen, scheuren, krassen, schuurplekken en/of
knelpunten. Bij vaststelling van schade moet de bescha-
digde stroomtoevoerkabel onmiddellijk worden vervan-
gen.
De kabels mogen alleen door de fabrikant of een ge-
autoriseerde of gecertificeerde servicewerkplaats wor-
den vervangen. De machine mag pas weer in bedrijf
worden gesteld als de schade vakkundig is verholpen!
Visuele controle van de kabelhouders (karabijnhaken)
en de kabelspanning (trekkabel)
Bij toepassing van de machine in bekkens of putten zijn
de hijskabels/kabelhouders (karabijnhaken) en de kabel-
spanning onderhevig aan voortdurende slijtage. Om te
voorkomen dat hijskabels/kabelhouders (karabijnhaken)
en/of kabelspanning totaal verslijten en de stroomkabel
beschadigd raakt, zijn regelmatige controles noodzakelijk.
De hijskabels/kabelhouders (karabijnhaken) en de ka-
belspanning moeten bij geringe slijtage onmiddellijk
worden vervangen!
Visuele controle van toebehoren
De juiste plaatsing en bevestiging van toebehoren, zoals
ophangvoorzieningen, hijswerktuigen, etc., moet worden
gecontroleerd. Losse en/of defecte toebehoren moeten
onmiddellijk worden gerepareerd of vervangen.
Visuele controle bij pompen met oliesperkamer
Oliepeil
De precieze vulhoeveelheid kunt u vinden in de reserveon-
derdelenlijst of navragen bij de fabrikant.
Olietoestand
De toestand van de glijringafdichtingen kan met een visu-
ele controle van de olie worden gecontroleerd. Pomp hori-
zontaal leggen, zodat de controleschroef van de oliekamer
aan de zijkant van het motorhuis (bij grotere pompen: een
van beide controleschroeven van de oliekamer) zich bo-
ven bevindt. De schroef verwijderen en een klein beetje
olie aftappen. Als de olie troebel of melkachtig is, wijst dit
op een beschadigde asafdichting. In dat geval moet de
toestand van de asafdichtingen door een HOMA-vakwerk-
plaats of de fabrieksklantenservice worden gecontroleerd.
Soort olie: biologisch afbreekbare HOMA-ATOX. Verbruik-
te olie moet volgens de geldende milieubeschermings-
voorschriften worden afgevoerd.
Functietest van de veiligheids- en bewakingscontroles
Bewakingscontroles zijn bijv. temperatuurvoelers in de
motor, controle van de afdichtkamer, motorbeschermings-
relais, overspanningsrelais, etc. Motorbeschermings- en
overspanningsrelais kunnen evenals overige uitschakel-
mechanismen in het algemeen handmatig worden geac-
tiveerd om ze te testen. Voor het testen van de controle
van de afdichtkamer of de temperatuurvoelers moet de
machine tot omgevingstemperatuur afgekoeld zijn en de
elektrische aansluitleiding van de bewakingscontrole in
de schakelkast afgeklemd worden. Met een ohmmeter
wordt dan de bewakingscontrole gecontroleerd. De vol-
gende waarden moeten worden gemeten:
Bimetaalsensor: Waarde gelijk aan "0" - doorlaat
PTC-voeler: Een PTC-voeler heeft een koudeweerstand
tussen 20 en 100 Ω. Bij 3 voelers in serie zou dat een
waarde van 60 - 300 Ω opleveren.
PT100-voeler: PT100-voelers hebben bij 0 °C een waarde
van 100Ω. Tussen 0 °C en 100 °C wordt deze waarde per 1
°C met 0,385 Ω verhoogd. Bij een omgevingstemperatuur
van 20 °C levert dat een waarde op van 107 ,7 Ω.
Controle van de afdichtkamer: De waarde moet richting
"oneindig" gaan. Bij lagere waarden kan er water in de olie
aanwezig zijn. Let ook op de aanwijzingen van het optio-
neel verkrijgbare analyserelais.
Overleg bij grotere afwijkingen met de fabrikant!
Zie voor de controle van de veiligheids- en bewa-
kingscontroles van de hulphijswerktuigen de bijbeho-
rende handleiding.
Groot onderhoud
Bij groot onderhoud worden naast de normale onder-
houdswerkzaamheden ook de motorlagers, asafdichtin-
gen, O-ringen en stroomtoevoerkabels gecontroleerd en
NEDLERLANDS | 39