Î Radiale dikte van de isolatie van de
leiding voor algemeen gangbare
isolatiestoffen, zoals polyethyleen: min.
0,2 mm.
Î Diameter van een individuele draad in
een leiding met fijne draden: min.
0,1 mm.
Î Leidingsuiteinden beveiligen tegen
uitrafelen, bijv. met adereindhulzen.
Î Niet gebruikte kabeldoorvoerleidingen
afsluiten met draadnippels.
Î Bij gebruik in omgevingstemperaturen
onder –20 °C: metalen kabelwartel
gebruiken.
6.1 Schakelversterker volgens
EN 60079-25
Voor het gebruik van het magneetventiel
moeten in het uitgangsstroomcircuit
schakelboosters ingeschakeld worden. Deze
dienen de grenswaarden van het
stuurstroomcircuit na te leven.
Î Bij inrichting in explosiegevaarlijke
installaties de toepasselijke bepalingen in
acht nemen.
EB 3963 NL
Zone 2-bedrijfsmiddelen
Voor bedrijfsmiddelen die overeenkomstig
het ontstekingsbeschermingstype Ex nA
II (niet-vonkend bedrijfsmiddel) gebruikt
worden, geldt conform EN 60079-15: 2003:
Î verbinden en onderbreken alsook
schakelen van stroomcircuits onder
spanning enkel toegestaan bij installatie,
onderhoud of voor reparatiedoeleinden.
6.2 Kabeldoorvoer met
kabelwartel
De elektrische aansluiting vindt plaats via
een kabelwartel M20 x 1,5 op klemmen in
de behuizing of met een stekkerverbinding
(zie Fig. 12).
Î De dimensionering van de kabelwartel is
afhankelijk van het
omgevingstemperatuurbereik, zie
technische gegevens, hoofdstuk 3.2.
Î Bij aansluiting middels twee gescheiden
kabels kan een aanvullende kabelwartel
gemonteerd worden.
Elektrische aansluiting
55