Bediening
6.18
1
2
3
Afb. 165
25-5-2020
Gasflessenvervanging
Personeel:
Geïnstrueerde persoon
n
Beschermende uitrusting:
Veiligheidskleding
n
Veiligheidsschoenen
n
Veiligheidshandschoenen (koudebestendig)
n
Veiligheidsbril
n
GEVAAR
Wees voorzichtig bij het vervangen van gasflessen.
Bij het vervangen van gasflessen bestaat verhoogd gevaar voor brand en explosie!
Dit kan tot zwaar letsel en zelfs tot de dood leiden.
–
Draag als bescherming tegen de koude veiligheidshandschoenen
–
Niet roken
–
Kies een veilige plaats voor het vervangen van gasflessen: goed geventileerd,
verkeersvrij, zonder ontstekingsbronnen en niet ondergronds
–
Plaats lege of volle gasflessen nooit in de buurt van ontstekingsbronnen
–
Sluit bij gaslucht de gasfles, raak geen elektrische schakelaars aan en houd
de gasfles uit de buurt van ontstekingsbronnen.
–
Contactsleutel verwijderen
–
Gevaarlijke handelingen, bijvoorbeeld het ondersteboven plaatsen van stan-
daardflessen, zijn verboden; deze veroorzaken een verhoogd gevaar voor on-
gevallen.
–
Gebruik uitsluitend flessen met dompelbuis en klepbeveiliging (bescherm-
kraag)
1. Controleer of de motor is uitgeschakeld
2. Draag een beschermende uitrusting
3. Sluit de afsluitklep (Afb.165/1) van de aangesloten, lege gasfles (met de wij-
zers van de klok mee) resp. controleer of de klep gesloten is
4. Draai de wartelmoer (Afb.165/2) voorzichtig en eerst slechts een beetje los (let
op, linksdraaiend)
5. Bescherm de slangarmatuur tegen vuil en stof
6. Maak de riem los (Afb.165/2)
7. Verwijder de gasfles voorzichtig en berg deze correct op
8. Plaats een nieuwe, onbeschadigde gasfles op de glasflessenhouder. Let erop
dat de kraagopening zoals op de afbeelding naar beneden is gericht
9. Controleer of de afdichting aan de gasleiding resp. de slangbreukbeveiliging
aanwezig is
10. Monteer de gasslang aan de gasfles (let op, linksdraaiend). Let erop dat een
slangbreukbeveiliging is gemonteerd tussen de gasslang en de gasfles
11. Open de afsluitklep en controleer de aansluitingen op dichtheid. (lekzoekspray,
zeepsop). Zie hiervoor ook (ÄHoofdstuk 6.17 „Gastoevoer tot stand brengen",
op pagina 158).
159