Klik met de rechtermuisknop op het Start-pictogram (
ratiescherm > Apparaten en printers.
2
Klik met de rechtermuisknop op uw apparaat.
3
Voor Windows XP Service Pack 3/2003/2008/Vista, drukt u op Eigenschappen.
Voor Windows 7/Windows 8, Windows Server 2008 R2/Windows 10 of Windows Server 2016
selecteert u Eigenschappen van printer in de contextmenu's.
Als bij het item Eigenschappen van printer het teken ? staat, kunt u andere printer-
stuurprogramma's voor de geselecteerde printer selecteren.
4
Selecteer Apparaatopties.
Het venster Eigenschappen kan variëren afhankelijk van het stuurprogramma of
besturingssysteem dat u gebruikt.
5
Selecteer de juiste optie.
Bepaalde menu's kunnen niet voorkomen op het scherm, afhankelijk van de opties of
modellen. Indien dit het geval is, is dit niet van toepassing op uw apparaat.
• Ladeopties: Selecteer de optionele lade die u heeft geïnstalleerd. U kunt de lade
selecteren.
• Opslagopties: Selecteer het optionele geheugen dat u heeft geïnstalleerd. Als deze
mogelijkheid aangevinkt is, kunt u de Afdrukmodus selecteren.
• Printerconfiguratie: Selecteer de printertaal voor de afdrukopdracht.
• Beheerderinstellingen: U kunt de Printerstatus en EMF-spooling selecteren.
• Taakaccountbeheer: Hiermee kunt u de gebruiker koppelen aan de
accountidentificatie-informatie bij elk document dat u afdrukt.
- Gebruikersmachtiging: Als u deze optie aanvinkt, kunnen alleen gebruikers met
gebruikermachtiging een afdruktaak starten.
- Groepsmachtiging: Als u deze optie aanvinkt, kunnen alleen groepen met
groepsmachtiging een afdruktaak starten.
Als u het wachtwoord voor taakaccountbeheer wilt coderen, vinkt u Wachtwoord-
codering taakaccountbeheer aan.
• Instellingen aangepast papierformaat: U kunt een aangepast papierformaat opgeven.
6
Klik op OK totdat u het venster Eigenschappen of Eigenschappen van printer verlaat.
) en selecteer Configu-
Accessoires installeren | 251