U voert het PIN-nummer van de computer in om verbinding te maken met het
toegangspunt (of de draadloze router), afhankelijk van het toegangspunt (of de draad-
loze router) dat u gebruikt. Raadpleeg de gebruikershandleiding van het toegang-
spunt (of de draadloze router) dat u gebruikt voor meer informatie.
5
Volg de instructies op het scherm.
De berichten worden weergegeven op het scherm.
Wi-Fi-netwerken gebruiken
Voor u begint moet u de netwerknaam (SSID) van uw draadloos netwerk kennen, evenals de
netwerksleutel als deze is gecodeerd. Deze gegevens zijn ingesteld toen het toegangspunt (of de
draadloze router) werd geïnstalleerd. Raadpleeg uw netwerkbeheerder als u niet vertrouwd bent
met de draadloze omgeving waarin u werkt.
Voer de id en het Password in.
Gebruik hetzelfde aanmeldings-id, wachtwoord en domein dat u hebt gebruikt om u aan
te melden bij het apparaat (zie "Aanmelden" op pagina 182). Als u een nieuwe gebruiker
wilt maken of het wachtwoord wilt wijzigen, zie "Het tabblad Security" op pagina 210
1
Tik op het startscherm of in Apps op Instellingen > Netwerkinstellingen > Wi-Fi.
2
Klik op Wi-Fi-instellingen.
3
Het apparaat geeft een lijst met beschikbare netwerken. Nadat een netwerk is geselecteerd,
vraagt de printer naar de bijbehorende beveiligingscode.
4
Selecteer de gewenste Wi-Fi-netwerkoptie.
Een netwerkkabel gebruiken
Neem contact op met uw netwerkbeheerder of de persoon die uw draadloos netwerk
heeft ingesteld voor informatie over uw netwerkconfiguratie.
Uw apparaat is netwerkcompatibel. Om uw apparaat netwerkcompatibel te maken, moet u
enkele configuratieprocedures doorlopen.
Wat u nodig hebt
• Toegangspunt
• Netwerkcomputer
Installatie van draadloos netwerk (optioneel) | 157