Functiebeschrijving
6
Functiebeschrijving
6.1 Apparaat
6.2 Doseercapaciteit
6.3 Bedrijfsmodi
Bedrijfsmodus "Handmatig"
Bedrijfsmodus "Contact"
Bedrijfsmodus "Charge"
Bedrijfsmodus "Analoog"
6.4 Functies
20
Een elektromotor drijft een rotor aan. Aan de uiteinden van de rotor zijn
veerbelaste rollen bevestigd, die een pompslang tegen de inwendige wel‐
ving van de doseerkop drukken. De slangenpomp pompt, doordat de
rollen het te verpompen medium door de pompslang duwen. Het doseer‐
medium wordt aangezogen doordat de pompslang uit zichzelf terugkeert
naar z'n originele vorm.
De ingestelde doseercapaciteit regelt de pomp zelf.
De bedrijfsmodi worden gekozen via het menu "Bedrijfsmodi".
Voor de rangorde van de verschillende bedrijfsmodi, functies en storings‐
toestanden - zie hoofdstuk "Hiërarchie van bedrijfsmodi, functies en sto‐
ringstoestanden".
„Handmatig" maakt het mogelijk de pomp handmatig te
De bedrijfsmodus
gebruiken.
Deze bedrijfsmodus biedt de mogelijkheid de pomp extern via een potenti‐
aalvrij contact aan te sturen (bijv. via een contactwatermeter). Met "Puls
Control" kan de doseerhoeveelheid in het menu
voorgeselecteerd.
Deze bedrijfsmodus biedt de mogelijkheid met een grote doseerhoeveel‐
heid te werken. De dosering kan worden geactiveerd door indrukken van
[Clickwheel] , door een puls via de stekkeraansluiting "Externe aanstu‐
het
ring" via een contact of een halfgeleiderschakelelement. Een doseerhoe‐
veelheid (charge) en een doseertijd kan via het menu
het
[Clickwheel] worden voorgeselecteerd.
De doseercapaciteit wordt geregeld door een analoog stroomsignaal via
de stekkeraansluiting "Externe aansturing". De verwerking van het stroom‐
signaal kan via de bedieningseenheid worden voorgeselecteerd.
Voor de rangorde van de verschillende bedrijfsmodi, functies en storings‐
toestanden - zie hoofdstuk "Hiërarchie van bedrijfsmodi, functies en sto‐
ringstoestanden".
„Instellingen" kunnen de volgende functies worden geselec‐
Via het menu
teerd:
„Instellingen" worden
„Instellingen" met