14.3 Receptmodus
Met de receptfunctie kunnen verschillende ingrediënten van een mengsel worden
bijgewogen. Ter controle kan het gewicht van Alle ingrediënten (CMP001, CMP002
etc.) worden geprint als ook het totale gewicht (TOTAL).
Tijdens werking van de weegschaal wordt een apart geheugen voor containergewicht
en de receptingrediënten gebruikt.
De functie "Auto Zero" is bij de receptmodus niet actief (zie hoofdstuk 12.2).
1. De printer aansluiten (zie hoofdstuk 15
"Gegevensuitgang")
2. Het menu opvragen
In de weegmodus de toets MENU 2x drukken.
3. Receptmodus kiezen
De navigatietoetsen ( ) meermals drukken totdat de
menupunt "APL.FUNC" verschijnt.
Met de toets PRINT bevestigen.
De navigatietoetsen ( ) meermals drukken totdat de
menupunt "FORMULA" verschijnt. Het receptsymbool
[
] verschijnt.
De toets TARE drukken. De aanduiding
verschijnt, vanaf dat moment staat de weegschaal in de
receptmodus.
Indien nodig het printen van de ingrediëntennummers
"ELM.NUM" (zie hoofdstuk 14.3.1) en het totale gewicht
"TOTAL" (zie hoofdstuk 14.3.2) kiezen.
4. Ingrediënten inwegen
Indien nodig op de weegschaal een lege container
stellen en de weegschaal met de toets TARE tarreren.
De toets PRINT drukken, het symbool
verwdwijnt.
Bij actieve GLP functie (zie hoofdstuk 8.3) wordt de
hoofdregel geprint.
Het eerste ingrediënt inwegen.
De toets PRINT drukken.
Na succesvolle stabilisatiecontrole ( ) wordt de
weegwaarde van het 1. Ingrediënt (CMP001) naar de
optionele printer uitgevoerd. De afgelezen waarde wordt
aan het optelgeheugen toegevoegd. Vervolgens wordt
automatisch tarreren uitgevoerd, het symbool
[
]verschijnt.
64
ABS-N_ABJ-NM-BA-nl-1614