6 Installatie
6.15.13 Databusverbinding tussen buitenunit en binnenunit
Afb.86
BO-7850057-8
6.15.14 Een elektriciteitsmeter aansluiten
Afb.87
EHC
kWh
L
MW-1002368-1
6.15.15 Controle van elektrische aansluitingen
1. Controleer de netvoedingsaansluiting naar de volgende componenten:
Buitenunit
Binnenunit
2. Controleer de databuskabel tussen de binnenunit en de buitenunit:
Kabel met dubbele scheiding
Kabel gescheiden van voedingskabels
Kabel aan beide zijden correct aangesloten
3. Controleer of de gebruikte installatie-automaten de aardlekschakelaars (ALS) compatibel zijn:
Installatie-automaat en aardlekschakelaar (ALS) van de buitenunit
Installatie-automaat van de binnenunit
4. Controleer de plaatsing en aansluiting van de sensoren:
Buitentemperatuursensor
Ruimtetemperatuursensor (indien aanwezig)
5. Controleer of de connectoren tussen de hydraulische module en de verwarmingsketel correct zijn aangesloten.
6. Controleer de aansluiting van de diverse opties.
7. Controleer dat de draden en aansluitklemmen goed bevestigd zijn of aangesloten op de klemmenstroken.
8. Controleer de scheiding tussen de 230 V voedingskabels en extra lagespanningskabels.
9. Controleer de aansluiting van de veiligheidstemperatuurbegrenzer van de vloerverwarming (indien aanwezig).
10. Controleer of kabelklemmen worden gebruikt voor alle kabels die uit het toestel gevoerd worden.
94
ELGA ACE ALL-IN-ONE
N
N
L
N
L
1. Verwijder het onderhoudspaneel van de buitenunit en de frontmantel
van de binnenunit.
2. Sluit een afgeschermde databuskabel aan (minimale diameter: 3 x 0,5
2
mm
en een maximumlengte van 50 m) tussen de connectorstrook
P/Q/E van de buitenunit en de connectorstrook A/B/G/S van de
binnenunit, als volgt overeenkomend: A=Q, B=P, G=E.
3. Sluit de kabelafscherming aan op de juiste aansluiting (S) op de
aansluitprintplaat van de binnenunit.
4. Voer de kabel door de kabelwartel van de buitenunit. Pas de lengte
van de kabel aan. Draai de schroeven correct vast.
5. Plaats het servicepaneel en de frontmantel terug op hun plaats.
Er kan een energiemeter worden aangesloten op de voeding van de
buitenunit, zodat de warmtepomp een nauwkeurige meting kan krijgen van
de verbruikte elektrische energie.
Installeer een elektriciteitsmeter niet op de voeding van de binnenunit.
1. Zorg ervoor dat de elektriciteitsmeter een apparaat van het type 'puls'
in overeenstemming met norm EN 62053-31 is.
2. Sluit de elektriciteitsmeter aan op de voeding van de buitenunit om het
elektriciteitsverbruik te meten.
Sluit een eenfasige elektriciteitsmeter aan als de buitenunit een
eenfasige voeding heeft.
3. Sluit de elektriciteitsmeter aan op de S0+/S0--ingang op de printplaat
EHC–15 van de binnenunit voor pulsmeting.
7868458 - 03 - 13062024