Panmodus
Met pannen kunt u een snelheidsindruk geven door de achtergrond onscherp te maken.
Bevestig een lens die compatibel is met de modus [
onderwerp te verminderen en onderwerpen duidelijk en scherp te houden.
Opnametips
Draai de camera om het bewegende onderwerp te volgen.
Draai de camera tijdens het maken van de opname op vloeiende wijze terwijl u het
bewegende onderwerp volgt. Houd het AF-punt over het gedeelte met het bewegende
onderwerp waarop u wilt scherpstellen. Druk vervolgens de ontspanknop half in,
beweeg de camera om het onderwerp bij te houden en druk de ontspanknop helemaal
in om de opname te maken. Blijf hierna het onderwerp volgen met de camera.
Stel het niveau van achtergrondonscherpte bij de beweging in.
In [Effect] kunt u het niveau van achtergrondonscherpte bij de beweging instellen. Stel
in op [Effect: Max.] voor een langere sluitertijd en meer achtergrondonscherpte rondom
onderwerpen. Als het onderwerp erg onscherp is, verminder dit dan door [Effect] in te
stellen op [Effect: Norm.] of [Effect: Min.].
Gebruik de onderwerponscherptegeleiding.
Stel [Gids onderwerponscherpte] in op [Aan] om een geleiding weer te geven die de
gedetecteerde mate van onderwerponscherpte aangeeft terwijl u de ontspanknop half
indrukt, of terwijl u continue opnamen maakt en de camera beweegt.
De geleiding bestaat uit grijze lijnen en kleurgecodeerde lijnen die variëren van rood
naar geel naar groen, in volgorde van toenemende onscherpte.
U kunt de afstand tussen de onderwerponscherptegeleiding en het AF-punt instellen in
[Positie van gids].
] (Pannen) om de wazigheid van het
121