Veiligheidsinstructies
Informatie
1.3
Toepassing in omgeving Ex-zone 22 (optie)
6
Andere toepassingen zijn uitsluitend met uitdrukkelijke en schriftelijke toestemming
van de fabrikant toegestaan.
De volgende toepassingen zijn bijvoorbeeld niet toegestaan:
Vloertransportmiddelen volgens EN ISO 3691
Hijs- en hefmateriaal volgens EN 14502
Personenliften volgens DIN 15306 en 15309
Goederenliften volgens EN 81-1/A1
Roltrappen
Continu bedrijf
Onderaardse inbouw
Langdurige onderdompeling in water (beschermingsklasse in acht nemen)
Explosiegevaarlijke omgevingen, met uitzondering van zone 22
Met straling belaste zones binnen nucleaire installaties
De fabrikant is niet aansprakelijk voor schaden, die voortvloeien uit ondeskundig
gebruik van de aandrijvingen en/of gebruik voor andere doeleinden dan waarvoor
de aandrijvingen bestemd zijn.
Tot een juist gebruik van het product behoort ook het inachtnemen van deze
bedieningsinstructies.
Deze bedieningsinstructies gelden voor de standaarduitvoering "rechtsdraaiend
sluiten". Dit betekent, dat de aangedreven as met de wijzers van de klok meedraait
om de afsluiter te sluiten.
Aandrijvingen uit de aangegeven serie zijn conform de ATEX -richtlijn 94/9/EG in
principe ook geschikt voor toepassing in omgevingen waar gevaar voor stofexplosies
(Ex-zone 22) bestaat.
De uitvoering van de aandrijvingen is overeenkomstig de beschermingsklasse IP 68
en de aandrijvingen voldoen aan de bepalingen van de norm EN 50281-1-1:1998
alinea 6 - Elektrische toestellen voor gebruik in de aanwezigheid van ontbrandbaar
stof - Deel 1-1: Elektrische toestellen beschermd door omhulsels.
Om aan alle eisen van de norm EN 50281-1-1: 1998 te voldoen is het beslist
noodzakelijk om de hieronder vermelde punten in acht te nemen:
Volgens de ATEX-richtlijn 94/9/EG moeten de aandrijvingen van een extra
aanduiding zijn voorzien – II3D IP6X T150 °C.
De maximale oppervlaktetemperatuur van de aandrijvingen, uitgaande van een
omgevingstemperatuur van +40 °C volgens de richtlijn EN 50281-1-1 alinea
10.4, bedraagt +150 °C. Met een verhoogde stoflaag op het materieel is, conform
alinea 10.4, bij het vaststellen van de max. oppervlaktetemperatuur geen reke-
ning gehouden.
De juiste aansluiting van de thermoknopen of de PTC-weerstanden alsmede
het in acht nemen van de bedrijfsklasse en de technische gegevens zijn voor-
waarden voor het aanhouden van de maximale oppervlaktetemperaturen van
de aandrijvingen.
De aansluitstekker mag uitsluitend in spanningsvrije toestand aangesloten of
verwijderd worden.
De toegepaste kabelwartels moeten eveneens aan de eisen van de categorie
II3D en ten minste aan beschermingsklasse IP 67 voldoen.
De aandrijvingen moeten via een externe aardkabel (toebehoren) op de aarding
worden aangesloten of deel uitmaken van een geaard leidingsysteem.
De beschermdop (onderdeel nr. 511.0) resp. de beschermbuis met beschermkap
(onderdeel nr. 568.1 en 568.2) ten behoeve van het afdichten van de holle as
moet beslist worden gemonteerd om de dichtheid en daarmee de beveiliging
tegen stofexplosie te garanderen.
SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2
AM 01.1/AM 02.1