Inbedrijfname (basisinstellingen)
9.6.2
Wegschakelmechanisme controleren
36
5.
Zonder schijfje mechanische standaanwijzing:
beschermdop [1] en O-ring [2] of beschermkap voor de beschermbuis [4]
uitdraaien en draairichting van de holle as [3] of de spindel [5] observeren.
De draairichting is in orde, als de aandrijving in de richting DICHT beweegt
en de holle as of de spindel met de wijzers van de klok mee draait.
Afbeelding 36:
Holle as / spindel
[1]
Beschermdop
[2]
O-ring
[3]
Holle as
[4]
Beschermkap voor beschermbuis
[5]
Spindel
[6]
Beschermbuis
1.
Keuzeschakelaar in de stand Lokale bediening (LOCAL) schakelen.
2.
Aandrijving via de drukknoppen OPEN – STOP – DICHT bedienen.
Het wegschakelmechanisme is juist ingesteld, als (standaard-signalering):
-
de gele signaallamp in de eindstand DICHT brandt
-
de groene signaallamp in de eindstand OPEN brandt
-
de signaallampen na een beweging in de tegengestelde richting weer uitgaan.
Het wegschakelmechanisme is verkeerd ingesteld, als:
-
de aandrijving voor het bereiken van de eindstand blijft staan
-
de rode signaallamp brandt (draaimomentfout)
3.
Indien de eindstanden verkeerd zijn ingesteld: wegschakelmechanisme opnieuw
instellen.
4.
Indien de eindstanden juist zijn ingesteld en geen opties (zoals bijv. potentio-
meter, standmelder) aanwezig zijn: schakelruimte sluiten.
SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2
AM 01.1/AM 02.1