Inhoudsopgave
Advertenties
und gegebenenfalls nachwuchten lassen, bevor ein
Dauerbetrieb zulässig ist.
Inbetriebnahme darf erst erfolgen, wenn alle Sicher-
•
heitshinweise (DIN EN 50 110, IEC 364) überprüft,
das Laufrad sich außerhalb der Reichweite befindet
(DIN EN ISO 13857) und eine Gefährdung ausge-
schlossen ist.
– Stromaufnahme prüfen! Ist die Stromaufnahme
höher als auf dem Motor-Leistungsschild
angegeben, ist der Ventilator sofort außer
Betrieb zu setzen.
– Drehrichtung kontrollieren (Drehrichtungspfeil auf
Laufradbodenscheibe bzw. am Ventilatorge-
häuse)
– Auf ruhigen schwingungsarmen Lauf achten.
– Resonanzbereich des Laufrades ermitteln. Liegt
der Resonanzbereich im Arbeitsbereich, Frequen-
zumrichter so einstellen, dass der Resonanzbe-
reich schnell durchfahren wird. Starke Schwing-
ungen durch unruhigen Lauf (Unwucht; Übermo-
dulation Frequenzumrichter) z.B. durch Transport-
schaden, unsachgemäße Handhabung oder
Betrieb im Resonanzbereich können zum Ausfall
führen.
Häufiges Anfahren und Abfahren vermeiden (beim
•
Hersteller nachfragen).
•
Bei Betrieb mit Frequenzumrichter ist zu prüfen,
dass es durch die Funktion "Übermodulation"am
Frequenzumrichter nicht zu einer unzulässigen
Erhöhung der Resonanzschwingung im Arbeitsbe-
reich (Drehzahlbereich) kommt. Die Übermodulation
muss zwingend ausgeschaltet werden!
Nach einer Betriebszeit von ca. 1 Std. Anzugsmo-
•
ment der Verschraubung mit dem erforderlichen
Anzugsmoment nachprüfen.
Instandhaltung und Wartung
Der Anlagenbauer muss eine leichte Zugänglichkeit
•
für Reinigungs- und Inspektionsarbeiten ermögli-
chen.
Bei der Handhabung Sicherheitsschuhe und
•
Schutzhandschuhe benutzen!
Überprüfen Sie den Ventilator in regelmäßigen
•
Abständen (Empfehlung: alle 6 Monate) auf mecha-
nische Schwingungen. Beachten Sie die in der ISO
14694 angegebenen Grenzwerte und führen Sie bei
Überschreiten Abstellmaßnahmen durch (z. B.
Nachwuchten durch Fachpersonal).
Je nach Einsatzbereich und Fördermedium unter-
•
liegen Laufrad und Gehäuse einem natürlichem
Verschleiß. Ablagerungen am Laufrad können zur
Unwucht und damit zu Schäden (Gefahr eines
Dauerbruchs) führen.
– Laufrad kann bersten - Lebensgefahr!
– Beachten Sie die Angaben des Motorherstellers
zur Instandhaltung und Wartung.
Instandsetzungsarbeiten nur durch ausgebildetes
•
Fachpersonal vornehmen lassen.
Bei allen Instandsetzungs- und Wartungsar-
•
beiten:
– Sicherheits- und Arbeitsvorschriften (DIN EN 50
110, IEC 364) beachten.
– Ventilatorlaufrad steht still!
– Stromkreis unterbrochen und gegen Wiederein-
schalten gesichert.
overschreden, moet u de motor-/loopwieleenheid
door vakpersoneel laten controleren en eventueel
laten nabalanceren, voor een permanent bedrijf is
toegestaan.
•
De inbedrijfstelling mag pas plaatsvinden wanneer
alle veiligheidsaanwijzingen (DIN EN 50 110, IEC
364) gecontroleerd werden, het loopwiel zich buiten
de reikwijdte bevindt (DIN EN ISO 13857) en
niemand in gevaar kan worden gebracht.
– Stroomopname controleren! Als de
stroomopname hoger is dan op het typeplaatje
van de motor aangegeven, moet de ventilator
onmiddellijk buiten werking worden gesteld.
– Draairichting controleren (draairichtingspijl op
bodemplaat van het loopwiel c.q. op
ventilatorhuis)
– Let op een trillingvrije kalm loop.
– Het resonantiebereik van de aandrijving
onderzoeken. Ligt het resonantiebereik in het
arbeidsbereik, dan moet de frequentieomvormer
zo ingesteld worden dat het resonantiebereik snel
doorgevoerd wordt. Sterke trillingen door
onregelmatige loop (uit balans, overmodulatie
frequentieomvormer), bijvoorbeeld door
transportschade, onzorgvuldig gebruik of werking
binnen resonantiebereik, kunnen tot storing
leiden.
•
Frequent starten en stoppen voorkomen (navragen
bij de fabrikant).
•
Bij werking met frequentieomvormer moet
gecontroleerd worden dat er door de functie
„overmodulatie" bij de frequentieomvormer het niet
tot een ontoelaatbare verhoging van
resonantietrilling in het arbeidsbereik (aandrijfbereik)
komt. De overmodulatie moet vast en zeker
uitgeschakeld worden.
•
Na een bedrijfsduur van ca. 1 uur.
Aanhaalmoment van de schroefverbinding met het
noodzakelijke aanhaalmoment nogmaals
controleren.
•
De installatiebouwer moet zorgen voor een goede
toegankelijkheid tijdens reinigings- en
inspectiewerkzaamheden.
•
Veiligheidsschoenen en
veiligheidshandschoenen dragen bij het gebruik!
•
Controleer de ventilator in regelmatige afstanden
(aanbeveling: elke 6 maanden) op mechanische
trillingen. Let op de in ISO 14694 aangegeven
grenswaarden en voer bij overschrijden maatregelen
uit om dit te stoppen (bijv. nabalanceren door
vakpersoneel).
•
Naar gelang het toepassingsgebied en
transportmedium zijn loopwiel en behuizing
onderhevig aan natuurlijke slijtage. Aanslag op het
loopwiel kan tot onbalans en zodoende schade
(gevaar voor vermoeidheidsbreuk) leiden.
– Het loopwiel kan barsten – levensgevaar!
– Let op de instructies van de motorfabrikant m.b.t.
reparatie en onderhoud.
•
Reparatiewerkzaamheden alleen door opgeleid
personeel laten uitvoeren.
•
Bij alle reparatie- en
onderhoudswerkzaamheden:
– Veiligheids- en werkvoorschriften (DIN EN 50 110,
IEC 364) respecteren.
– Ventilatorloopwiel staat stil!
deutsch
nederlandse
9
Onderhoud en Reparatie
Advertenties
Inhoudsopgave
