68
Opbergen
Wanneer de twee fietsen elkaar in de
weg staan, kan de onderlinge plaat‐
sing van de fietsen worden aange‐
past door de wielhouders en de draai‐
greep op de crankhouder bij te stellen
totdat de fietsen elkaar niet meer ra‐
ken. Zorg daarbij voor voldoende tus‐
senruimte tot de auto.
Draai de bevestigingsschroef voor de
pedaallagersteun met de hand vast
tot de maximale stand.
Beide fietswielen met spanbanden
aan wielhouders vastmaken.
Controleren of fiets goed vastzit.
Voorzichtig
Zorg dat de ruimte tussen de fiets
en de auto minstens 5 cm is.
De instellingen voor de wielhouders
en de draaigreep van de crankhouder
moeten voor elke fiets worden geno‐
teerd en bewaard. Een correcte voor‐
instelling vergemakkelijkt het op‐
nieuw aanbrengen van de fiets.
Let op
Er wordt aangeraden om een waar‐
schuwing bij de achterste fiets te be‐
vestigen voor beter zicht.
Fiets van het draagsysteem
achteraan verwijderen
Spanbanden van beide fietswielen
losmaken.
Fiets vasthouden, de klemschroef op
de crankbevestiging losdraaien, de
crankbevestiging optillen en verwijde‐
ren.