Druk op de onderste knop x voor min‐
der of op de bovenste knop x voor
meer luchtdebiet. U herkent de aan‐
jagersnelheid aan het aantal segmen‐
ten op het display.
Onderste toets indrukken en inge‐
drukt houden: De ventilator en koe‐
ling worden uitgeschakeld.
Bovenste toets indrukken en inge‐
drukt houden: De ventilator draait met
maximale snelheid.
Automatische modus opnieuw in‐
schakelen: Toets AUTO indrukken,
Luchtverdeling
Druk op s, M of K voor de gewenste
instelling. De activering wordt aange‐
duid door de LED in de toets.
s = naar de voorruit en de voorste
zijruiten
M = naar hoofdhoogte via de ver‐
stelbare luchtroosters
K = naar de voetenruimte
Alle combinaties zijn mogelijk.
Om terug te keren naar de automati‐
sche luchtverdeling: de desbetref‐
fende instelling deactiveren of toets
AUTO indrukken.
Koeling
U activeert of deactiveert de functie
met de toets n.
Het airconditioningssysteem koelt en
ontvochtigt (droogt) de lucht vanaf
een bepaalde buitentemperatuur. Er
kan zich dan condens vormen en on‐
der de auto op de grond druppelen.
Als geen koeling of droging gewenst
is, ter besparing van brandstof de
koeling uitschakelen. Wanneer het
koelsysteem wordt uitgeschakeld,
Klimaatregeling
vereist de klimaatregeling niet dat de
motor wordt herstart tijdens een Au‐
tostop.
Stop/Start-systeem 3 134.
Afhankelijk van de auto-uitrusting,
verschijnt AC in het display wanneer
de koeling ingeschakeld is of Eco
wanneer de koeling uitgeschakeld is.
Luchtrecirculatiemodus
9 Waarschuwing
Als het luchtrecirculatiesysteem is
ingeschakeld, vermindert de lucht‐
verversing. Bij het gebruik zonder
koeling neemt de luchtvochtigheid
toe waardoor de ruiten van bin‐
nenuit kunnen aandampen. De
kwaliteit van de binnenlucht neemt
na verloop van tijd af, wat tot ver‐
moeidheidsverschijnselen bij de
inzittenden kan leiden.
Wanneer de omgevingslucht warm
en zeer vochtig is, kan de voorruit aan
de buitenkant beslaan wanneer er
koude lucht naartoe stroomt. Als de
127