18
Kort en bondig
Motor starten 3 133.
Stop/Start-systeem
Als de auto langzaam rijdt of stilstaat
en aan bepaalde voorwaarden is vol‐
daan, activeer dan een Autostop
zoals hieronder beschreven:
■ Bedien het koppelingspedaal
■ Zet de hendel in de neutraalstand
■ Laat het koppelingspedaal los
Een Autostop wordt aangegeven
door de naald op de AUTOSTOP-po‐
sitie in de toerenteller.
Om de motor te herstarten, moet u het
koppelingspedaal opnieuw bedienen.
Stop/Start-systeem 3 134.
Parkeren
■ Trek altijd de handrem aan.
Schakelaar m naar u toe trekken.
■ Zet de motor af. Contactsleutel
naar stand 0 draaien en deze eruit
trekken. Stuurwiel verdraaien tot‐
dat het stuurslot merkbaar vergren‐
delt.
Bij auto's met automatische ver‐
snellingsbak is de sleutel alleen te
verwijderen met de keuzehendel in
stand P.
■ Wanneer de auto vlak of op een op‐
lopende helling staat, dan voor het
uitschakelen van de ontsteking de
eerste versnelling inschakelen of
de keuzehendel in stand P zetten.
Op een oplopende helling boven‐
dien de voorwielen van de stoep‐
rand wegdraaien.
Wanneer de auto vlak op een aflo‐
pende helling staat, dan voor het
uitschakelen van de ontsteking de
achteruitversnelling inschakelen of
de keuzehendel in stand P zetten.
Bovendien de voorwielen naar de
stoeprand toedraaien.