Montage
5.3.2 Aandrijving (met koppelbus) monteren
AANWIJZING
Montagestappen 1. Indien noodzakelijk de aandrijving met het handwiel in dezelfde eindstandpositie
14
•
Voor draaiende, niet-stijgende spindel
De bewerking van koppelbussen zonder boorgat resp. voorgeboorde koppelbussen
moet afgerond zijn vóór de montage van de aandrijving op de afsluiter passend voor
de as van de afsluiter (bijv. met boorgat en spiebaan, DD of binnenvierkant).
Schroefdraad mag niet worden veranderd of beschadigd!
Verlies van schroefsterkte door nabewerking van de schroefdraad!
Afsluiter en aandrijving in dezelfde eindstand monteren. Standaardtoestand bij
levering van de aandrijving is de eindstand DICHT.
a) Aanbevolen montagepositie bij kleppen: eindstand DICHT.
b) Aanbevolen montagepositie bij kogelkranen: eindstand OPEN.
Om contactcorrosie te voorkomen, adviseren wij de bouten met vloeibare
schroefdraadpakking te bevestigen.
als die van de afsluiter zetten.
2. Installatie- c.q. contactoppervlakken reinigen, blanke oppervlakken grondig
ontvetten.
3. De as van de afsluiter [2] licht invetten.
4. Koppelbus [1] op de as van de afsluiter [2] plaatsen en met madeschroef [3] resp.
schotelveerring en bout met veerring [4] borgen tegen axiaal verschuiven. Daarbij
de maten X, Y resp. L aanhouden. Zie de volgende afbeelding en tabel
Montageposities koppeling.
Afbeelding 6: Voorbeelden: koppelbus plaatsen
[3]
[1]
[2]
[1]
Koppelbus
[3]
Madeschroef
[4]
[1]
[2]
[2]
As afsluiter
[4]
Schotelveerring en bout met veerring