3.0 Installatie
3.1
Controles
Voor het installeren moet de apparatuur worden gecontroleerd.
• Overtuig u ervan dat de gegevens van de apparatuur (zoals vermeld op de naamplaat, in de
documentatie, etc.) overeenkomen met de explosiegevaarlijke zone, categorie en systeem-
vereisten.
• Mogelijke schade: de geïnstalleerde apparatuur moet onbeschadigd zijn en moet voor de
installatie op correcte wijze zijn opgeslagen (gedurende maximaal 3 jaar). Neem, in geval van
twijfel of bij geconstateerde beschadigingen, contact op met uw lokale leverancier.
• Zorg ervoor dat warme lucht van andere installaties de omgeving van de pompunit niet beïnvloedt;
de omgevingslucht mag niet warmer zijn dan 40°C.
3.2
ATEX 114 certificering
Alle additionele apparatuur, zoals koppelingen, beschermkappen, aandrijving, motor, rand-
apparatuur, etc. moet deel uitmaken van de ATEX 114 certificering of moet separaat zijn
gecertificeerd voor de geschikte temperatuurcategorie. De samengestelde pompunit moet
voorzien zijn van een separate certificering en een separate naamplaat, geleverd door de fabrikant
van de pompunit.
3.3
Werkingsomgeving
• De pomp en de installatie moeten toegankelijk zijn voor onderhoud en inspectie tijdens het bedrijf,
zie Gebruikershandleiding.
• Zorg voor een ongehinderde luchttoevoer naar de pomp, aandrijving en motor.
• Achter een elektromotor moet een vrije ruimte voor toestroom van koellucht zijn, ter grootte van
tenminste 1/4 van de motordiameter.
• De pomp moet horizontaal worden opgesteld en moet geheel en vlak op de pompvoeten
dragen. Afwijking van de voorgeschreven installatie kan het aftappen, vullen, ontluchten en goed
functioneren van de asafdichting beïnvloeden.
• De lagerstoel moet vrij in de atmosfeer worden opgesteld om koeling mogelijk te maken en een
goede werking en smering van het vetgesmeerde kogellager te garanderen. Onvoldoende koeling
kan leiden tot onaanvaardbare oppervlaktetemperaturen van de lagerstoel, tot
onvoldoende smering en tot voortijdig defect van het kogellager. Indien de juiste koeling
niet ten alle tijde kan worden onderhouden, dan moet een bewaking van de oppervlakte-
temperatuur van de lagerstoel worden voorzien.
• Er moeten geschikte separate aardingsvoorzieningen aanwezig zijn, dicht bij de fundatieplaat van
de pompunit.
• In gevaarlijke gebieden moeten de elektrische aansluitingen voldoen aan EN 60079-14.
• De uitvoering van de temperatuur-monitorapparatuur moet beantwoorden aan de eisen van
ATEX 114.
3.4
Fundatieplaat
• De fundatieplaat moet altijd voorzien zijn van een aardnok.
• Zorg ervoor dat de aardleiding op de juiste wijze is aangesloten op de fundatieplaat.
3.5
Aandrijving, askoppeling en beschermkap
• Het aanloopkoppel van een tandwielpomp is praktisch gelijk aan het nominale aanloopkoppel
tijdens bedrijf. Het opstartkoppel van de elektromotor moet voldoende hoog zijn: het
motorvermogen is 20% tot 25% groter gekozen dan het opgenomen vermogen van de pomp.
Indien het opstartkoppel te laag is zal het langer duren om de pomp te starten en kan de motor-
temperatuur oplopen tot onacceptabel niveau. Als een motor met variabel toerental wordt gebruikt
moet de motorkoeling onafhankelijk van het toerental functioneren of moet deze gegarandeerd
voldoende zijn bij het laagste toerental.
A.0500.602 – Atex IM -TG G/H/MAG/SRT/08.00 NL (01/2021)
15