5 WERKEN MET DE SPLENDIMO
• Overtuig u ervan dat er zich niemand in de omgeving van
de machine bevindt als de koppelingsas wordt ingescha-
keld.
• Laat tijdens het werk niemand toe binnen een straal van
100 m van de machine.
• Stop de trekkermotor voordat u de trekkercabine ver-
laat.
• De veiligheidsschermen, -zeilen en beplating (fig. 15) zijn
essentiële onderdelen van de beveiliging van de machi-
ne. Werk daarom alleen met de maaier als deze hiermee
is uitgerust en de onderdelen in goede staat verkeren.
• Werk altijd met neergeklapt beveiligingsscherm. Druk
deze goed in de klemblokken (fig. 15).
Let er bij gebruik van de SPLENDIMO FC maaier op, dat de hefinrich-
ting enkelwerkend is of in geval van een dubbelwerkende fronthef-
inrichting in een zweefstand gezet kan worden. Een enkelwerkende
of dubbelwerkende hefinrichting met zweefstand kan naar boven
uitwijken als de maaier tegen de aankoppelbok komt bij gebruik in
onregelmatige percelen. Kan de hefinrichting niet naar boven uit-
wijken, dan bestaat de kans dat het gewicht van de trekker overge-
dragen wordt op de aankoppelbok, waardoor ernstige schade aan
de maaier kan optreden. Hetzelfde geldt bij gebruik van de SPLEN-
DIMO FC maaier in de achterhefinrichting van de trekker of in een
Triplo opstelling.
Werk als volgt met de maaier:
- Laat de maaier door middel van de hydraulische cilinder tot net
boven het gewas zakken.
- Schakel de aftakas in bij een zo laag mogelijk motortoeren-
tal.
!
- Voer het aftakastoerental vervolgens op tot 540 danwel
1.000 omw/min.
Dit is tevens het maximale toerental waarmee mag worden
gewerkt.
- Laat de maaibalk in het gewas neer.
- Zet het hydraulisch ventiel in de zweefstand; de cilinder moet tij-
dens het werk vrij in- en uit kunnen schuiven.
Tijdens het werk is het gebruik van de hefinrichting niet nodig. Voor
het heffen van de machine is het voldoende alleen de cilinder in te
trekken. De maaibalk zal dan ca. 35 cm omhoog gaan.
- Rij niet te langzaam; bij voorkeur vanaf ca. 8 km/u. Een lagere
snelheid kan nadelig werken op een goede gewasdoorvoer over
de maaibalk.
- Zorg dat het aftakastoerental tijdens het werk steeds 540 danwel
1.000 omw./min. bedraagt.
Een (tijdelijke) daling van het toerental kan verstopping van de
maaibalk en/of wikkelen van lang gewas om de schijven veroorza-
ken.
- Hef de maaibalk eerst uit het gewas en verminder direct
daarna het toerental.
Hef de maaier altijd tot de aanslag om voldoende bodemvrijheid
te garanderen.
®
FC
innovators in agriculture
!
15
NL-13