Door installateur te leveren
onderdelen
L L E E T T O O P P
De interface-aansluitingen van de
door de klant te verzorgen
bedrading staan aangegeven in de
elektrische bedradings- en
aansluitschema's die bij de unit
geleverd worden. De installateur
moet de volgende onderdelen
leveren, indien deze niet bij de unit
zijn besteld:
[ ] De voedingskabels (in kabelgoten)
voor alle lokale kabelaansluitingen.
[ ] Alle besturingskabels
(verbindingskabels, in kabelgoten)
voor lokale apparaten.
[ ] Gezekerde hoofdschakelaars of
stroomonderbrekers, type HACR.
[ ] Condensatoren voor
vermogensfactorcorrectie.
Voedingskabels
Alle voedingskabels moeten op maat
gebracht en geselecteerd worden door
de projectleider, conform EN 60204.
W W A A A A R R S S C C H H U U W W I I N N G G
Koppel alle elektrische
voedingsbronnen los voordat de
kabels op de unit worden
aangesloten om letsel en dodelijke
ongevallen te voorkomen.
Alle bedrading dient te voldoen aan de
ter plekke geldende richtlijnen. De
installateur moet de verbindingskabels
van het systeem en de voedingskabels
leveren en installeren. Ze moeten
correct op maat gebracht worden en
voorzien worden van de juiste
gezekerde hoofdschakelaars.
Het type en de montageplaats(en) van
de gezekerde hoofdschakelaars
moeten voldoen aan alle geldende
richtlijnen.
46
Elektrische installatie
L L E E T T O O P P
Gebruik uitsluitend kabels met
koperen binnenaders om corrosie
en oververhitting van
aansluitklemmen te voorkomen.
Snijd gaten in de zijkanten van het
bedieningspaneel voor de
voedingskabelgoten met de juiste
afmetingen. De kabels worden door
deze kabelgoten geleid en
aangesloten op de klemmenblokken,
de optionele op de unit gemonteerde
hoofdschakelaars of de
stroomonderbrekers, type HACR.
Maak de aansluitingen zoals
aangegeven is in de lokale
bedradingsschema's en zoals vermeld
op de gele waarschuwingspagina in
het startpaneel voor de correcte
aansluiting van de 3 fasen van
krachtstroom. Voor meer informatie
over de juiste fase-aansluitingen, zie
"Voeding unit - fase-aansluitingen". Er
moet voor goede massa-aansluitingen
voor de installatie gezorgd worden
naar elke massa-aansluiting op het
paneel (één voor elke door de klant
geleverde geleider per fase).
Stuurstroom
De unit is voorzien van een
stuurstroomtransformator. Er hoeft dus
geen extra stuurstroom naar de unit
geleverd te worden.
Voeding verwarming
De verdampermantel is geïsoleerd ten
opzichte van de omgevingslucht en
tegen bevriezing bescherm tot een
temperatuur van
-29 °C [-20,2 °F] door twee
thermostatisch geregelde
dompelspiralen en twee
bandverwarmingen in combinatie met
het activeren van de verdamperpomp
via de CH530. Wanneer de
omgevingstemperatuur zakt tot
ongeveer 4 °C [39,2 °F], schakelt de
thermostaat de verwarmingen in en
activeert de CH530 de pompen..
Voor temperaturen onder -29 °C,
neem contact op met uw lokale Trane
technisch adviseur voor advies.
L L E E T T O O P P
Het vermogensverlies naar de
verwarmingsband en de werking
van de thermostaat worden niet
gecontroleerd door de
hoofdprocessor van het
bedieningspaneel. Een bevoegd
monteur moet de voeding naar de
verwarmingsband en de werking
van de thermostaat van de
verwarmingsband controleren om
ernstige schade aan de verdamper
te voorkomen.
L L E E T T O O P P
Met de in de fabriek geďnstalleerde
hoofdschakelaar wordt de
draadverwarming aangesloten op
de onder spanning staande zijde
van de onderbreker, zodat de
voeding ingeschakeld
blijft.
De voedingsspanning naar de
verwarmingsbanden is 400 V.
Indien in de winter het water wordt
afgetapt om bevriezing te
voorkomen, moeten de
verdamperverwarmingen worden
losgekoppeld zodat deze niet door
oververhitting kunnen verbranden.
RLC-SVX02G-NL