6. Onderhoud
6.1. Algemeen
De complete installatie moet regelmatig worden gecon-
troleerd en onderhouden.
De volgende punten moeten worden nageleefd:
•
De handleiding moet beschikbaar zijn voor het
onderhoudspersoneel en in acht genomen worden.
Er mogen alleen onderhoudswerkzaamheden en
-maatregelen worden uitgevoerd die hier worden
vermeld.
•
Alle onderhouds-, inspectie- en reinigingswerkzaam-
heden aan de machine en de installatie moeten met
grote zorgvuldigheid, op een veilige werkplek en
door geschoold vakpersoneel worden uitgevoerd.
De benodigde persoonlijke beschermingsmiddelen
moeten worden gedragen. De machine moet voor
alle werkzaamheden van het stroomnet worden ge-
scheiden. Een onbedoelde inschakeling moet worden
verhinderd. Daarnaast moeten bij werkzaamheden in
bekkens en/of reservoirs absoluut de relevante voor-
zorgsmaatregelen volgens ARBO/VCA worden ge-
troffen.
•
Controleer of het benodigde gereedschap en materi-
aal beschikbaar is. Orde en reinheid garanderen veilig
en probleemloos werken aan de machine. Verwijder
na de werkzaamheden gebruikt poetsmateriaal en
gereedschap van de machine. Bewaar alle materialen
en gereedschappen op de daarvoor bestemde plaats.
•
Vloeistoffen voor het bedrijf (bijv. olie, smeermid-
delen, etc.) moeten in geschikte reservoirs worden
opgevangen en volgens de voorschriften worden af-
gevoerd (volgens richtlijn 75/439/EEG en verordenin-
gen §§5a, 5b volgens AbfallGesetz (Duitse afvalwet)).
Bij reinigings- en onderhoudswerkzaamheden moet
de juiste beschermende kleding worden gedragen.
Deze moet volgens de Duitse afvalsleutel TA 524 02
en EG-Richtlijn 91/689/EEG worden afgevoerd. Al-
leen de door de fabrikant aanbevolen smeermiddelen
mogen worden gebruikt. Oliesoorten en smeermid-
delen mogen niet worden gemengd. Gebruik alleen
originele onderdelen van de fabrikant
Een testloop of een functietest van de installatie
mag alleen onder de algemene bedrijfsvoorwaarden
plaatsvinden!
6.2. Onderhoudstermijnen
Maandelijks:
•
Controle van stroomverbruik en spanning
Halfjaarlijks:
•
Visuele controle van de stroomtoevoerkabels
6.3. Onderhoudswerkzaamheden
Controle van stroomverbruik en spanning
Het stroomverbruik en de spanning op alle drie de fasen
moet regelmatig worden gecontroleerd. Bij normaal be-
drijf blijven deze constant. Lichte schommelingen zijn
afhankelijk van de eigenschappen van de vloeistof. Aan
de hand van het stroomverbruik kunnen beschadigingen
en/of storingen van waaier/propeller, lagers en/of motor
32 | NEDERLANDS
vroegtijdig worden herkend en verholpen. Zo kan grote-
re gevolgschade grotendeels worden voorkomen en het
risico van een totale uitval worden verlaagd.
Visuele controle van de stroomtoevoerkabels
De stroomtoevoerkabels moeten worden gecontro-
leerd op luchtbellen, scheuren, krassen, schuurplekken
en/of knelpunten. Bij vaststelling van schade moet de
beschadigde stroomtoevoerkabel onmiddellijk worden
vervangen.
De kabels mogen alleen door de fabrikant of een
geautoriseerde of gecertificeerde servicewerkplaats
worden vervangen. De machine mag pas weer in
bedrijf worden gesteld als de schade vakkundig is
verholpen!
7. Buitenbedrijfstelling
7.1. Tijdelijke buitenbedrijfstelling
Bij dit type uitschakeling blijft de machine ingebouwd en
wordt deze niet losgekoppeld van het stroomnet. Bij een
tijdelijke buitenbedrijfstelling moet de pomp compleet
ondergedompeld blijven, zodat deze beschermd is tegen
vorst en ijs. Er moet worden gegarandeerd dat de be-
drijfsruimte en de vloeistof niet compleet bevriezen. Op
die manier is de machine op elk moment bedrijfsklaar. Bij
langere stilstandtijden moet regelmatig (elke maand tot
elk kwartaal) een cyclusloop van 5 minuten worden uit-
gevoerd.
Reservoir reinigen
Koppel eerst het reservoir los van de voeding. Schroef ver-
volgens het deksel van de opvoerinstallatie los. Spoel nu
het reservoir grondig met schoonwater. Sluit vervolgens
het reservoir weer.
Pas op!
Een cyclusloop mag alleen onder de geldende bed-
rijfs- en gebruiksvoorwaarden plaatsvinden. Droo-
glopen is niet toegestaan! Negeren van deze aanwi-
jzing kan leiden tot een total loss!
7.2.
Definitieve buitenbedrijfstelling/opslag
De installatie uitschakelen, machine van het stroomnet
scheiden, uitbouwen en opslaan. Voor de opslag moet op
het volgende worden gelet:
Waarschuwing voor hete onderdelen!
Let bij het uitbouwen van de machine op de tempe-
ratuur van de machinedelen. Deze kunnen ver boven
de 40 °C heet worden. Laat de machine eerst afkoe-
len tot omgevingstemperatuur!
•
Machine schoonmaken.
•
Op een schone en droge plaats opslaan, machine be-
schermen tegen vorst.
•
Op een vaste ondergrond verticaal neerzetten en be-
veiligen tegen omvallen.
•
Bij pompen moeten de pers- en zuigaansluiting wor-
den afgesloten met geschikte hulpmiddelen (bijv. fo-
lie).