OPMERKING
Gezien vanaf de bovenzijde van de
motor moet de pomp rechtsom draaien.
Bij een driefasenmotor kan de
draairichting veranderd worden door
het wisselen van twee van de drie
fasedraden van de hoofdschakelaar.
WAARSCHUWING
Schakel hiervoor eerst de hoofdstroom
uit in de centrale verdeelkast!
7.3.2
Overbelasting van de pomp bij een 1
pomps installatie
Als de pomp overbelast wordt, schakelt de
motorbeveiliging de installatie automatisch uit. De
rode storingslamp op het schakelpaneel gaat
branden als waarschuwing. Reset de installatie op de
volgende wijze:
A
Figuur 9: Motorbeveiligingsschakelaar
DOL
20
1.
Trek de stekker uit het stopcontact. of schakel de
hoofdschakelaar uit.
2.
Open het schakelpaneel.
3.
Selectieknop (A) voor het handmatig/automatische
reset en resetknop: Met deze knop kan gekozen
worden tussen handmatig en automatische reset.
Een installatie kan handmatig gereset worden door
het lokaal drukken van de resetknop.
4.
Sluit het schakelpaneel.
5.
Steek de stekker terug in het stopcontact. of scha-
kel de hoofdschakelaar in.
7.3.3
Overbelasting van de pomp bij een 2-
pomps installatie
Als de pomp overbelast wordt, schakelt de
motorbeveiliging de installatie automatisch uit. De
rode storingslamp op het schakelpaneel gaat
branden als waarschuwing. Reset de installatie op de
volgende wijze:
A
Figuur 10: Motorbeveiligingsschakelaar
dp-control
1.
Trek de stekker uit het stopcontact.
2.
Open het schakelpaneel.
3.
Draai de schakelaar (A) op "0", daarna op "1"om de
schakelaar te resetten.
4.
Sluit het schakelpaneel.
5.
Steek de stekker terug in het stopcontact.
7.3.4
Voordruk schakelvat
Voor een juiste werking van de installatie moet de
voordruk in het schakelvat 50 kPa lager zijn dan de
inschakeldruk van de pomp. Handel als volgt om de
voordruk te bepalen: