Hoofdstuk 7
5. Schuif de papiergeleider stevig tegen de rand van het papier.
6. Klap de uitvoerlade naar beneden.
Afdrukken
1. Open het
2. Klik op het tabblad Snel afdrukopties instellen.
3. Klik op Presentatie afdrukken in de lijst Snel afdrukopties instellen en geef de
volgende afdrukinstellingen op:
•
Papiersoort: Gewoon papier
•
Papierformaat: een geschikt papierformaat
4. Selecteer desgewenst nog andere afdrukinstellingen en klik op OK.
Gebruik de helpfunctie Wat is dit? voor meer informatie over de functies in het
dialoogvenster Eigenschappen voor printer. Zie
informatie.
Enveloppen afdrukken
Richtlijnen
•
Gebruik geen enveloppen die de volgende eigenschappen hebben:
•
Klemmetjes of vensters
•
Dikke, onregelmatige of gekrulde randen
•
Glanzende afwerklaag of reliëf
•
Kreukels, scheuren of overige beschadigingen
•
U kunt op één of meerdere enveloppen afdrukken.
•
Lijn de randen van de enveloppen uit voordat u ze in de invoerlade plaatst.
•
Zorg dat u de capaciteit van de invoerlade niet overschrijdt: 10 enveloppen.
Het afdrukken voorbereiden
1. Til de uitvoerlade omhoog en verwijder vervolgens al het papier uit de invoerlade.
2. Schuif de papiergeleider helemaal naar links.
3. Plaats de enveloppen tegen de rechterkant van de lade. De zijde waarop u wilt
afdrukken moet naar beneden wijzen. De klep moet zich aan de linkerkant bevinden.
4. Schuif de enveloppen zo ver mogelijk in de printer.
38
Andere documenten afdrukken
Dialoogvenster Eigenschappen voor
printer.
Helpfunctie Wat is dit?
voor meer