Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Alarmsignalen; Analoge Ingangen (Extra Optie) - Baker Hughes Panametrics Sentinel LCT4 Handleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

3.9.2.2
Totalisator
Als u een uitgang voor de Totalisator wilt programmeren, gaat u als volgt te werk:
1.
Units - Kies het kanaal, de parameter en de eenheden die u wilt uitzenden.
2.
Unit/Pulse - Kies hoeveel eenheden van de gekozen parameter worden verzameld voordat een pulssignaal
wordt uitgezonden.
3.
Pulse Width - Kies de lengte van elke pulsuitgang.
4.
Polarity - kies de negatieve of positieve rand van de puls.
3.9.3

Alarmsignalen

Als u een alarmsignaal wilt programmeren, gaat u als volgt te werk:
1.
Kies Status en kies OFF [uit], Normal [normaal] of Failsafe [veilig].
a.
OFF - De alarmfunctie wordt uitgeschakeld.
b.
Normal - Selectie voor de normale werking.
c.
Failsafe - Selectie voor werking met storingsbeveiliging.
2.
Als u Normal of Failsafe hebt gekozen, kiest u Type en programmeert u de volgende parameters:
a.
Level [niveau]
Units - Definieert de meeteenheid voor het alarm.
Trip Point - Definieert het niveau waarop het alarm inschakelt.
Dead Band - Definieert de afstand na het inschakelpunt waar het alarm gereset wordt.
Trip Direction - Definieert de richting van de alarminschakeling, boven het ingestelde inschakelpunt of onder het
ingestelde inschakelpunt.
Error Level [foutniveau] -
Reset - Reset forceert een reset van de alarmstatus na een storing of foutconditie. De reset betekent dat
NO NEE betekent, tenzij geconfigureerd met storingsbeveiliging.
Trip - Trip forceert het alarm naar een inschakelrichting bij een storing of foutconditie.
Hold Last - Hold Last handhaaft de huidige status van het alarm bij een storing of foutconditie.
b.
Direction [richting]
Het alarm kan ingeschakeld worden bij een voorwaartse of omgekeerde stroming. Het verbruik is
volumetrisch in m
c.
Fault Alarm [storingsalarm]
Schakelt het alarm in bij een specifieke storing, zoals E1 of E2. Het alarm kan worden geconfigureerd voor
individuele storingen, alle storingen of stromingstoringen.
3.
Kies Latch State [status vergrendelen]
a.
Latch - Handhaaft de status van het alarm. Door deze keuze gaat het lampje User Intervene Indicator [tussenkomst
gebruiker] branden wanneer zich een alarm voordoet.
b.
No Latch - Het alarm wordt gereset zodra de foutconditie is gewist.
c.
Clear Latch - Verandert de vergrendelde status. Hierdoor dooft het lampje User Intervene Indicator als de
meter niet langer een storing heeft.
3.9.4

Analoge ingangen (extra optie)

Als een optiekaart is geïnstalleerd, zijn Analog Inputs [analoge ingangen] beschikbaar voor de gebruiker, die als volgt
geconfigureerd kunnen worden:
1.
Kies de juiste gleuf voor de optiekaart.
2.
Kies het Ain-item dat u wilt instellen.
3.
Kies de waarde voor het label, als u dat wilt veranderen.
4.
Kies Mode en daarna Off om de ingang uit te schakelen, of kies Temperature, Pressure of Density om één van
deze ingangen in te stellen.
a.
Kies de Units voor de ingang.
b.
Kies de Base (lage waarde) van de ingang.
Sentinel™ LCT4 Handleiding
3
/s. Het alarm zoekt naar een positieve of negatieve verandering in de stromingswaarde.
Hoofdstuk 3. Algemene programmering
61

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave