Als een ander soort conditioneerplaat moet worden gebruikt, raadpleegt u PanametricsPanametrics voor een
evaluatie van de toepassing.
2.6.1.5
Locatie van de temperatuur- en drukmetingen
De temperatuur- en drukmetingen moeten altijd voorbij de Sentinel LCT4 plaatsvinden op minstens 3D na het
drukvat en het liefste zelfs 5D na het drukvat. Voor andere locaties van de temperatuur- en drukmeting raadpleegt u
Panametrics voor een evaluatie van de toepassing.
2.6.1.6
Kalibratievereisten
Over het algemeen is het het beste om zoveel mogelijk van het metergedeelte te kalibreren. Dit omvat de
conditioneerplaten, de rechte delen ervoor en erna en de Sentinel LCT4. Ook al is dit niet altijd mogelijk of
kosteneffectief, toch biedt dit de beste overdracht van kalibratie naar het veldgebruik. Deze methode wordt sterk
aangeraden voor zgn.
bieden. Elke toepassing is weer anders en heeft een aangepast kalibratieplan nodig. Voor aanbevelingen over
kalibratie raadpleegt u de fabriek voor een evaluatie van de toepassing.
2.6.1.7
Opmerkingen over vloeistoffen
Gas - Als u meetfouten wilt vermijden, dienen geschikte metingen te worden genomen om te verzekeren dat de
leiding vol is en het gas in de leiding minder is dan 1%. Ook al kan het systeem waarschijnlijk grotere hoeveelheden
meten, toch heeft dat een negatieve invloed op de nauwkeurigheid. Als er gas aanwezig is, moet u het debiet zo
hoog mogelijk houden om het gas door het metergedeelte te duwen.
Deeltjes - Als u meetfouten wilt vermijden, dienen alle maatregelen te worden getroffen om de hoeveelheid vaste
deeltjes in de leiding te minimaliseren. Het beste is om minder dan 1% vaste deeltjes te hebben om nauwkeurige
metingen te verzekeren.
Water in olie - Water- en oliemengsels van minder dan 5% zijn meetbaar en hebben geen invloed op de
nauwkeurigheid, zolang ze goed gemengd zijn. Houd het debiet hoog genoeg om voor een goed vermengde
oplossing te zorgen. Hogere waterpercentages kunnen aanwezig zijn, maar dit kan de nauwkeurigheid van de
metingen negatief beïnvloeden.
Raadpleeg Panametrics voor alle toepassingen waarbij de condities buiten het aanbevolen bereik vallen voor een
grondige evaluatie van uw toepassingen.
2.6.2
Richtlijnen voor installatie van de leidingisolatie
Als leidingisolatie vereist is:
1.
Installeer alle isolatiematerialen en accessoires volgens de aanwijzingen van de producent en de erkende
industrienormen. Neem de geldende lokale codes in acht en zorg ervoor dat de installatie veilig en goed tot
stand wordt gebracht en goed aan het beoogde doel voldoet.
2.
Installeer het isolatiemateriaal in lagen, met gladde en gelijkmatige oppervlakken. Zorg ervoor dat er voldoende
ruimte (luchtzakjes) rond alle verlengde bufferstangen van de opnemer, de pijpfittingen, aansluitkasten en
kabels aanwezig is voor voldoende ventilatie. Zorg ervoor dat u geen stukjes isolatie hoeft te gebruiken wanneer
delen van het isolatiemateriaal tegen elkaar aan moeten worden gelegd. Zorg ervoor dat de isolatienaden goed
vast zitten, zodat het materiaal stevig rond alle leidingoppervlakken is aangebracht.
3.
Handhaaf de integriteit van alle in de fabriek aangebrachte dampafschermmantels op het isolatiemateriaal,
indien van toepassing. Dicht alle naden en verbindingen af en bescherm het isolatiemateriaal tegen doorboring,
scheuren en andere beschadigingen.
Sentinel™ LCT4 Handleiding
systemen, zodat ze de minste systeemonzekerheid
Hoofdstuk 2. Installatie
27