Hoofdstuk 3. Algemene programmering
8.
Herhaal bovenstaande stappen voor de Max Velocity [maximum snelheid] limiet. (Het foutbericht E3:VELOCITY
RANGE verschijnt als de snelheid buiten de minimum- en maximumlimieten valt.)
9.
De meter vraagt nu om de Min Amplitude
amplitudeonderscheider. De onderscheider meet het opnemersignaal dat door de Sentinel LCT4 wordt
verzonden. Als het signaal buiten deze limieten valt, wordt het foutbericht E5:AMPLITUDE weergegeven. Druk op
[ENT]. Gebruik de pijltoetsen om een waarde in te voeren en druk op [ENT].
10. Herhaal deze stappen voor de Max Amplitude [maximale amplitude], de bovenste limiet voor de onderscheider.
11.
Vervolgens moet u de acceptabele limieten voor Soundspeed [geluidssnelheid] invoeren, op basis van de
condities van uw specifieke systeem. Het foutbericht E2:SOUNDSPEED verschijnt als de geluidssnelheid van de
vloeistof meer dan 1 procent hoger is dan de waarde die in het submenu Fluid werd ingevoerd. Druk op [ENT].
Gebruik de pijltoetsen om het percentage te wijzigen en druk op [ENT].
12. Vervolgens moet u de limiet voor Acceleration [versnelling] invoeren voor de detectie van overgeslagen cycli.
Het foutbericht E6:ACCELERATION verschijnt als de snelheid meer dan deze limietwaarde verandert van de ene
gemeten waarde op de andere. Druk op [ENT]. Gebruik de pijltoetsen om de waarde te wijzigen en druk op [ENT].
13. Tot slot moet u het SNR-signaal invoeren voor de waarschuwing over een slechte signaal-tot-ruis verhouding.
Het foutbericht E24:SNR verschijnt als de SNR onder de ingevoerde limiet ligt. Druk op [ENT]. Gebruik de
pijltoetsen om een waarde in te voeren en druk op [ENT].
U hebt nu alle data in het PROG menu ingevoerd. Voer nu een van de volgende stappen uit:
• Als u andere menu's wilt programmeren, raadpleegt u Bijlage A,
het gewenste menu te navigeren.
• Als u terug wilt naar het displayscherm, drukt u op [ESC] totdat u het displayscherm ziet.
• Informatie over de configuratie van het displayscherm staat in het volgende hoofdstuk.
3.7
Samengestelde programmering
In het menu PROG kiest u Composite... [samengesteld] en drukt u op [ENT].
3.7.1
Vloeistoftype invoeren
1.
Kies Fluid Type en druk op [ENT]. Er verschijnen twee andere opties: Normal [normaal] en Tracking [traceren].
Traceren verwijst naar
detecteren wanneer u de geluidssnelheid van de vloeistof niet met zekerheid kent of wanneer de geluidssnelheid
van de vloeistof sterk verandert gezien de procesomstandigheden.
2.
Kies de gewenste keuzemogelijkheid en druk op [ENT].
3.
Kies tussen Preprogrammed
druk op [ENT].
• Voor normale vloeistoffen kan de verwachte vloeistoftemperatuur geprogrammeerd worden. Kies de optie
Temperature
te voeren en druk op [ENT].
• Voor de vloeistoffen die worden bewaakt met een meloopvenster biedt de meter de keuzemogelijkheden
Water (tot 100 of 260°C) of Oil [olie]. Kies de gewenste vermelding en druk op [ENT].
4.
Het menu dat nu verschijnt, is afhankelijk van de door u gemaakte keuzes in stappen 6 en 7.
• Als Preprogrammed Fluids [voorgeprogrammeerde vloeistoffen] is gekozen, biedt de Sentinel LCT4 een lijst met
voorgeprogrammeerde vloeistoffen. Zoals blijkt uit
het feit of u een normaal vloeistoftype hebt gekozen of een vloeistoftype met meeloopvenster. In beide
gevallen kiest u de gewenste vloeistof en drukt u op [ENT].
• Als u Other hebt geselecteerd, vraagt de Sentinel LCT4 naar de geluidssnelheid van de vloeistof (voor normale
vloeistoffen) of de minimum en maximum geluidssnelheid (voor vloeistoffen met meeloopvenster). In beide
gevallen kiest u de optie Soundspeed en drukt u op [ENT]. Gebruik de pijltoetsen om de correcte
geluidssnelheid in te voeren en druk op [ENT].
56
[meeloopvensters] die worden gebruikt om het ontvangstsignaal te
en Other [overige] vloeistoffen. Kies de gewenste optie en
en druk op [ENT]. Gebruik vervolgens de pijltoetsen om de procestemperatuur in
de onderste limiet voor de
hieronder, is de lijst die verschijnt afhankelijk van
om naar
Sentinel™ LCT4 Handleiding