5.9 Controle van de instellingen op de IWS
0
0
I
I
Haken-
schakelaars
Draaischakelaar
Met de draaiknop kunnen de verschillende
compressorsystemen worden geselecteerd.
Met het indrukken van de PRG-toets worden
de fabrieksinstellingen van de warmtepompen
opgeroepen en in het display weergegeven
(zie parameter 48 INSTELLING-IWS).
Controleer of de draaiknop correct is
ingesteld.
Hacken-schakelaars (WP-Typ 1)
Beide schakelaars dienen altijd in dezelfde
stand geschakeld te zijn. Als de warmtepomp
buiten staat opgesteld, dienen beide gesloten
te zijn. De ventilatorbewaking (ontluchting
van de behuizing vanwege het koelmiddel
R 290) wordt dan uit bedrijf genomen.
Bij een warmtepomp met ventilatorbewaking
die binnen staat opgesteld, dienen beide
schakelaars geopend te zijn.
Hacken-schakelaars (WP-Typ 2 und3)
De beide schakelaars moeten gesloten zijn
Schuifschakelaars (WP-Typ 1)
Schuifschakelaar S1 en S2 leggen de
bedrijfstoestand van de ventilator vast.
De ventilator is continu in bedrijf als de
compressor in werking is of wanneer er
sprake is van een hogedruk- resp.
lagedrukstoring of van een verzamelstoring.
Bij stilstand van de compressor is de
ventilator in bedrijf gedurende tijdsintervallen,
die door de stand van de schuifschakelaars
volgens de onderstaande tabel bepaald
worden.
Schakelaar S1
Schakelaar S2
Schakelaar ON Schakelaar ON 25 seconden
Schakelaar ON Schakelaar OFF 55 seconden
Schakelaar OFF Schakelaar ON 95 seconden
Schakelaar OFF Schakelaar OFF
Aangezien conform IEC 335-2-40-A1 CD
en SN 25 31 30 een 15-voudige
luchtverversing vereist is, is er in de fabriek
een tijdsinterval van de ventilator van 95 sec.
ingesteld.
Ld1
Ld2
Ld3
0
ON
1
2
3
4
ON
1
2
3
4
Schuifschakelaars
Schuifschakelaar (WP-Typ 2 und 3)
De schuifschakelaars S1 en S2 hebben voor
WP-type 2 en 3 geen functie.
Stand schuifschakelaar S3
Schakelaar ON: SERVICE-stand
Overeenkomstige compressors (vooraf
bepaald door de instelling van de
draaischakelaar) worden telkens na een
aantal seconden ingeschakeld.
Stand schuifschakelaar S4
Schakelaar ON: "STAND-ALONE"-stand
Mocht de WPM defect zijn, dan kan in geval
van nood de warmtepomp in de "Stand-
Alone"-stand bedreven worden. In deze
bedrijfstoestand is er geen communicatie met
de warmtepompmanager WPM. Er wordt op
een vaste instelwaarde afgesteld: de
warmtepomp wordt bij 50 ° ingeschakeld en
bij 55 °C uitgeschakeld.
Let hierbij op de montagevoor-
schriften van de CV-warmtepomp
Lichtdioden
Rode LED: knippert of blijft branden:
Bij een eenmalig optreden van een
warmtepompstoring knippert de LED.
De installatie wordt uitgeschakeld. Treden er
binnen 20 bedrijfsuren meer dan 5 warmte-
pompstoringen op, dan blijft de rode LED
branden. De installatie wordt blijvend
uitgeschakeld.
In beide gevallen wordt de storing in de
storingslijst (parameter 45) van de WPM
opgenomen. Na het verhelpen van de storing
kan de installatie na 10 minuten weer in
Looptijd
bedrijf worden genomen; het LED-lampje
ventilatie
gaat uit.
Om de storingen te wissen op de IWS, moet
de parameter 51 RESET-WP geselecteerd
worden. De interne teller wordt daarmee op
Continu
nul gezet.
Warmtepompstoringen die door de LED
aangeduid worden: hogedruk-, lagedrukstoring,
verzamelstoring en hardware-storing op de
IWS (zie parameter 45)
LD2
LD3
LD1
Lichtdioden
0
2 S2
Draaischakelaar
Groene LED "midden": knippert tijdens
de initialisering en blijft na geslaagde
toekenning van het BUS-adres branden.
Alleen dan is er communicatie met de WPM.
Groene LED "rechts": brandt bij de
ingestelde "STAND-ALONE"-stand contin
contin
continu u u u u .
contin
contin
31