VRIJGAVE 2e WE
22
Verwarmingsmodus met vrijgave 2e WE
Deze instelling kan alleen bij WP-type 1 en
3 met aangesloten voeler-2e WE worden
gekozen. Bij WP-type 2 is er geen
parameter 2e WE.
Het regelen voor de 2e WE in de
verwarmingsmodus wordt alleen met de
retourvoeler gedaan. Dat betekent dat onder
de bivalenttemperatuur (parameter 24
BIVALENT VERW), lastafhankelijk, de 2e WE
(DHC-stand) bijgeschakeld wordt.
Instelling 2 VERW BGC:
(Zie installatieschema 1 op pagina 34)
De 2e WE wordt direct in het
verwarmingscircuit geïntegreerd. Dit gebeurt
door een directe integratie in het
bufferreservoir met een elektrische
verwarmingsstaaf, of door een integratie in
de verwarmingsaanvoer met een halfvaste
ketel. De voeler 2e WE moet aan de
verwarmingsaanvoer van de 2e WE
gekoppeld zijn. De 2e WE start onder de
bivalenttemperatuur (parameter 24
BIVALENT VERW), lastafhankelijk, als laatste
stand in de cascade. De 2e WE regelt op
basis van de berekende retourtemp. + het
verschil tussen werkelijke -en ingestelde
stooklijn (parameter 26 AFSTAND INSTEL).
Pas als de temperatuur wordt bereikt wordt
de 2e WE uitgeschakeld. Dat betekent dat de
2e WE alleen in bedrijf kan zijn, ook als de
warmtepomp al uit is en de ingestelde
temperatuur voor de 2e WE nog niet is
bereikt.
De inschakelvoorwaarden voor de 2e WE zijn:
– Bivalenttemperatuur onderschreden
– Warmtepomp is met alle standen in bedrijf
– Werkelijke temperatuur van de 2e WE is
< ingestelde retourtemperatuur
Instelling 2 VERW KETEL:
(Zie installatieschema 2 op pagina 34)
Bij deze instelling kan het 2e
verwarmingscircuit (mengcircuit) niet worden
aangestuurd. De mengkraan wordt voor de
2e WE geïntegreerd. De voeler 2e WE moet
op de ketel worden aangesloten en de
mengkraanvoeler op de verwarmingsaanvoer.
De 2e WE start onder de
bivalenttemperatuur (parameter 24
BIVALENT VERW), lastafhankelijk, als laatste
stand in de cascade.
De mengkraan is tijdens het WP-bedrijf
gesloten. Na het starten van de 2e WE regelt
de mengkraan op basis van de ingestelde
temperatuur mengcircuit als: de temperatuur
op de 2e WE > dan de berekende ingestelde
temperatuur mengcircuit is en de werkelijke
temperatuur mengcircuit < 1 K dan de
ingestelde temperatuur mengcircuit is.
De 2e WE wordt bij het bereiken van de
max. ingestelde keteltemperatuur (parameter
27 GEVR-KETELTEMP) uitgeschakeld. Als de
warmtepomp al uitgeschakeld is, en de
ingestelde temperatuur voor de 2e WE is
nog niet bereikt, kan de 2e WE alleen in
bedrijf zijn.
De inschakelvoorwaarden voor de 2e WE
zijn:
– Bivalenttemperatuur is onderschreden
– Warmtepomp is met alle standen in bedrijf
– Ingestelde keteltemperatuur moet met –5 K
onderschreden worden
24
GRENS VERW
23
Inzetbereik voor de warmtepomp
Bij een buitentemperatuur die onder het
ingestelde onderste inzetbereik voor de
verwarming (parameter 23 GRENS VERW)
ligt, wordt de warmtepomp uitgeschakeld. De
2e warmtebron is alleen voor de verwarming
verantwoordelijk.
24
BIVALENT VERW
Bivalenttemperatuur van de
warmtepomp voor de verwarmingsmodus
Onder deze buitentemperatuur wordt de 2e
WE voor de verwarmingsmodus,
lastafhankelijk, bijgeschakeld (zie ook
parameter 28 VRIJGAVE 2e WE).
25
SPERTIJD 2e WE
Deze parameter is alleen instelbaar als
parameter 22 (vrijgave 2WE) op „in"staat
ingesteld .
Aangezien de warmtepomp tijdens een
spertijd van het nutsbedrijf niet kan reageren
op de verwarmingsvraag, moet het gedrag
van de 2e WE gedurende deze tijd
gedefinieerd worden. Bij de instelling UIT zal
de 2e WE tijdens de spertijd van het
nutsbedrijf (ook boven de
bivalenttemperatuur) altijd de
verwarmingsfunctie overnemen.
Mocht de 2e WE voor de verwarming tijdens
spertijden geblokkeerd zijn, dan dient de
betreffende tijd in uren ingevoerd te worden.
26
AFSTAND INSTEL
Deze parameter is alleen instelbaar
als parameter 22 (vrijgave 2WE) op
„in"staat ingesteld .
Het verschil tussen werkelijke -en
ingestelde stooklijn
Zie onder parameter 28 VRIJGAVE 2e WW;
instelling 2 VERW BGC en instelling 2 VERW
KETEL
27
GEVR-KETELTEMP
Deze parameter is alleen instelbaar als
parameter 22 (vrijgave 2WE) op „in"staat
ingesteld .
Zie onder parameter 28 VRIJGAVE 2e WW;
instelling 2 VERW KETEL
28
VRIJGAVE 2e WW
Warmwatermodus met vrijgave 2e WE
Deze instelling kan alleen bij WP-type 1 en
3 worden geselecteerd.
Bij WP-type 2 is er geen parameter
VRIJGAVE 2e WW. Het regelen voor de 2e
WE in de warmwatermodus wordt
gerealiseerd met behulp van de
warmwatervoeler. Dat betekent dat onder de
bivalenttemperatuur (parameter 30
BIVALENT WW) de 2e WE (DHC-stand)
bijgeschakeld wordt.
Voor het in-/uitschakelen van de 2e
warmtebron bij warmwatervraag wordt in de
instelling „onder
„onder
„onder
„ondersteund"
„onder
steund"
steund"
steund" naar de uitgang
steund"
circulatiepomp
circulatiepomp
circulatiepomp
circulatiepomp
circulatiepomp geschakeld. Hierbij
ondersteunt onder het bivalentpunt
(parameter 30 BIVALENT WW) de 2e WE
de warmtepomp bij de warmwaterbereiding.
Bij de stand „onafhankelijk"is alleen de 2de
warmtebron onafhankelijk van het
bivalentiepunt voor de tapwaterverwarming
verantwoordelijk.. Om de 2de warmtebron in
te schakelen wordt bij warmwatervraag de
uitgang van de circulatiepomp
+ warmwaterlaadpomp geschakeld.
Zodra deze instelling gekozen wordt,
moet de parameter 34 WW-
STAPPEN op „0" worden gezet omdat de
warmtepomp niet meer voor de
warmwaterbereiding verantwoordelijk is.
Bij de stand „alleen" is de 2de warmtebron
bij onderschreiden van het bivalentiepunt
alleen verantwoordelijk voor het tapwater.
Voor het inschakelen van de 2de
warmtebron wordt bij warmwatervraag in
deze stand ,de uitgang „ciculatiepomp"
geschakeld.
GRENS WW
29
Inzetbereik voor de warmtepomp
Bij een buitentemperatuur onder het
ingestelde onderste inzetbereik voor de
warmwaterbereiding (parameter GRENS
WW), wordt de warmtepomp uitgeschakeld.
De 2e warmtebron is als enige
verantwoordelijk voor de
warmwaterbereiding.
BIVALENT WW
30
Bivalenttemperatuur van de
warmtepomp voor de
warmwatermodus
Zie VRIJGAVE 2e WW
Onder deze buitentemperatuur wordt de 2e
WE voor de warmwaterbereiding,
lastafhankelijk bijgeschakeld (zie ook
parameter 28 VRIJGAVE 2e WW).
WW-BEDRIJF
31
Warmwatermodus
Deze instelling wordt bij WP-type 2 met
aangesloten bronvoeler (WPF) uitgeschakeld.
Met parameter 31 WW-BEDRIJF zijn er 3
verschillende instelmogelijkheden: de voorrangs-,
de parallel- en de deelvoorrangsmodus.
Voorrangsmodus
Bij de voorrangsmodus blijft of wordt alleen
de warmtepomp voor de
warmwaterbereiding ingeschakeld.
Het WW-BEDRIJF krijgt voorrang op de
verwarmingsmodus binnen een
warmtepompcascade. Alleen de WW-
oplaadpomp met bijbehorende warmtepomp
lopen.
WW-aanvoer
WW-retour
Bufferaanvoer
Bufferretour