1.
Verwijder de borgmoer van de bout waarmee het
zwenkwiel is bevestigd in de zwenkwielvork of in
de draaiarm van het zwenkwiel
Figuur 139
1. Zwenkwiel
2. Zwenkwielvork
2.
Pak het zwenkwiel vast en schuif de bout uit de
vork of draaiarm
(Figuur
3.
Verwijder het lager uit de wielnaaf en laat het
lager eruit vallen
(Figuur
4.
Verwijder het lager vanaf de andere kant van de
wielnaaf
(Figuur
139).
5.
Controleer de lagers, het afstandsstuk en de
binnenkant van de wielnaaf op slijtage.
Opmerking:
Beschadigde delen vervangen.
6.
Om het zwenkwiel in elkaar te zetten, drukt u
het lager in de wielnaaf.
Opmerking:
Om de lagers te monteren, moet
u op de buitenste loopring van het lager drukken.
7.
Schuif het afstandsstuk van het lager in de
wielnaaf en druk het andere lager in het open
uiteinde van de wielnaaf om het afstandsstuk
van het lager in de wielnaaf vast te zetten.
8.
Plaats de zwenkwielset in de zwenkwielvork en
zet deze vast op zijn plaats met behulp van de
bout en de borgmoer.
(Figuur
139).
g004738
3. Lager
4. Afstandsstuk van lager
139).
139).
Onderhoud van
maaimessen
Veiligheid van de messen
•
Controleer op gezette tijden het maaimes op
slijtage of beschadigingen.
•
Wees voorzichtig als u de messen controleert.
Omwikkel de maaimessen of draag
handschoenen en wees voorzichtig als u
onderhoudswerkzaamheden aan de maaimessen
verricht. De maaimessen mogen alleen worden
vervangen of geslepen, probeer ze nooit recht te
maken of er aan te lassen.
•
Let op dat bij machines met meerdere maaimessen
andere messen kunnen gaan draaien doordat u
1 mes draait.
Controleren op kromme
messen
Als u een vreemd voorwerp heeft geraakt, moet u
de maaimachine op beschadigingen controleren en
reparaties uitvoeren voordat u de machine opnieuw
start en weer in gebruik neemt. Haal alle moeren van
de aspoelie aan met 176 tot 203 N·m.
1.
Breng de maaidekken omhoog.
2.
Voer de voorbereiding voor het onderhoud uit,
zie
Procedures voorafgaande aan onderhoud
(bladz.
65).
3.
Zet de maai-eenheid vast om te voorkomen dat
dit per ongeluk naar beneden valt.
4.
Draai het mes tot de punten naar voren en
achteren wijzen, en meet de afstand vanaf de
binnenkant van de maai-eenheid tot de voorste
snijrand van het mes
Opmerking:
5.
Draai het tegenoverliggende uiteinde van het
mes naar voren en meet de afstand tussen de
maai-eenheid en de snijrand van het mes in
dezelfde stand als bij stap 4.
Opmerking:
die zijn gemeten bij stap
meer dan 3 mm zijn. Als dit meer bedraagt dan
3 mm, is het mes krom en moet het worden
95
(Figuur
140).
Noteer deze afstand.
Figuur 140
Het verschil tussen de afstanden
4
en stap
5
g004740
mag niet