De motor afzetten
1.
Zet de gashendel op
2.
Zet de aftakasschakelaar in de stand U
3.
Stel de parkeerrem in werking.
4.
Draai het contactsleuteltje op U
5.
Verwijder het sleuteltje uit het contact om te
voorkomen dat de motor per ongeluk start.
Belangrijk:
Laat de motor 5 minuten stationair
lopen voordat u deze afzet of nadat de machine
volledig belast is gebruikt. Indien u dit niet doet,
kunnen er problemen met de turbocompressor
ontstaan.
De maai-eenheden
omhoog- of omlaagbrengen
De maai-eenheden omhoogbren-
gen
1.
Neem plaats op de bestuurdersstoel en start
de motor.
Opmerking:
Als u de machine gebruikt
bij een toerental lager dan 2000 tpm (bv.
wanneer u de motor laag stationair laat lopen
of de machine in of uit een gebouw rijdt), kunt
u de maai-eenheden niet allemaal tegelijk
omhoogbrengen. U kunt slechts 1 maai-eenheid
tegelijk omhoogbrengen.
2.
Druk de hefschakelaars van de maaidekken
naar achteren om de maaidekken omhoog te
brengen.
De maaidekken omlaagbrengen
1.
Gebruik de handgreep om de sluitingen los te
maken die de maaidekken in de hoge stand
houden.
2.
Neem plaats op de bestuurdersstoel en draai
het contactsleuteltje naar de stand D
(Figuur
31).
.
LAAG STATIONAIR
.
IT
.
IT
RAAIEN
1. Handgreep
3.
Druk de hefschakelaars van de maaidekken
naar voren om de maaidekken te laten zakken.
Regeneratie van het
dieselpartikelfilter
Het dieselpartikelfilter (DPF) is een onderdeel van het
uitlaatsysteem. De oxidatie-katalysator van het DPF
vermindert de hoeveelheid schadelijke gassen en het
roetfilter vangt het roet in de uitlaatgassen op.
Bij de regeneratie van het DPF wordt het roet in het
filter verbrand door de hitte van de uitlaatgassen.
Hierbij wordt het roet omgezet tot as en worden
de kanalen van het filter schoongemaakt zodat
de gefilterde uitlaatgassen door het DPF kunnen
stromen.
De computer van de motor bepaalt de mate van
roetopbouw door de tegendruk van het DPF te meten.
Een te hoge tegendruk betekent dat het roet in het
filter niet verbrand wordt tijdens het normale bedrijf
van de motor. Hou rekening met het volgende om
roetopbouw in het DPF te voorkomen:
•
Passieve regeneratie wordt continu uitgevoerd
zolang de motor loopt. Laat de motor indien
mogelijk met vol toerental lopen tijdens de
regeneratie van het DPF.
•
Als de tegendruk in het dieselpartikelfilter te hoog
is of reeds 100 uur geen herstel regeneratie
uitgevoerd is, brengt de computer van de motor u
via het InfoCenter op de hoogte wanneer herstel
generatie bezig is.
•
Wacht tot de herstel regeneratie afgelopen is
voordat u de motor uitschakelt.
Hou bij het gebruik en onderhoud van uw machine
rekening met de werking van het DPF. Een belaste
motor bij een hoog stationair toerental (volgas)
produceert meestal uitlaatgassen die heet genoeg zijn
voor de regeneratie van het DPF.
41
Figuur 31
2. Sluiting
g032698