Figuur 20
1. Maaihoogteketting
2. Gaffelpen
10.
Bevestig de maaihoogtekettingen aan de
gewenste maaihoogteopening met de gaffelpen
en de R-pen
(Figuur
Opmerking:
Verplaats bij het maaien met
maaihoogten van minder dan 51 mm de glijders,
wielen en rollen naar de hoogste openingen.
Figuur 21
Zijmaaidekken afstellen
1.
Start de motor en breng de maai-eenheden
omhoog zodat u de maaihoogte kunt wijzigen.
3. R-pen
21).
decal131-6025
2.
Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het
contact wanneer u de maai-eenheid hebt
omhooggebracht.
3.
Zet de assen van alle zwenkwielvorken in
dezelfde openingen; raadpleeg de tabel
22) om vast te stellen wat de correcte openingen
voor de maaihoogte-instelling zijn.
Opmerking:
wiel en de vork te voorkomen, gebruikt u de
machine met een minimale maaihoogte van
76 mm en monteert u de asbout in de onderste
opening van de zwenkwielvork. Als u de
machine gebruikt met een maaihoogte die lager
is dan 76 mm en ontdekt dat er aangekoekt
gras tussen het wiel en de vork zit, moet u
de machine in de tegengestelde richting laten
werken om het maaisel tussen het wiel en de
vork te verwijderen.
g008979
4.
Gebruik de meegeleverde sleutel voor de
zwenkwielkap om het klemkapje te verwijderen
van de spilas van het zwenkwiel en schuif de
zwenkwielas uit de zwenkwielarm
Opmerking:
combinatie van opvulstukken boven of onder
de naaf van de zwenkwielarm monteren, zoals
vereist voor het bereiken van de gewenste
maaihoogte of het gewenste maaidekniveau.
33
Om grasophoping tussen het
Figuur 22
(Figuur
U kunt om het even welke
(Figuur
g031395
23).