Figuur 134
1. Maaihoogteketting
2. Gaffelpen
5.
Start de motor, laat de voorste maai-eenheid
langzaam opkomen, zet de motor af en verwijder
het contactsleuteltje.
6.
Klem een houten blok tussen de achterzijde van
het maaidek en de machine
Figuur 135
1. Blok hout
De voorste maai-eenheid
omlaag draaien (kantelen)
1.
Verwijder het houtblok met de hulp van een
collega die de voorkant van de maai-eenheid
vasthoudt.
2.
Neem plaats op de bestuurdersstoel, start de
motor en laat de maai-eenheid zover neer dat
dit de grond net niet raakt.
g008979
3. R-pen
(Figuur
135).
g008985
3.
Zet de maaihoogtekettingen vast aan de
achterkant van de maai-eenheid.
4.
Sluit de demper aan en zet deze vast met de
bevestigingsclip.
De schuinstand van de
maai-eenheid afstellen
De schuinstand van de
maai-eenheid meten
De schuinstand van het maaidek is het verschil in de
maaihoogte van de voorste tot de achterste mespunt.
Stel het mes schuin in zodat de achterste mespunt
7,5 mm hoger is dan de voorste mespunt.
1.
Parkeer de machine op een horizontaal
oppervlak, stel de parkeerrem in werking, laat
het maaidek zakken, schakel de motor uit en
verwijder het sleuteltje.
2.
Stel de maai-eenheid in op de gewenste
maaihoogte.
3.
Zorg dat de winglets op dezelfde hoogte liggen
als het voorste maaidek en het voorste maaidek
van zijkant naar zijkant horizontaal ligt.
De schuinstand van de voorste
maai-eenheid afstellen
1.
Draai elk mes zodat het recht naar voren wijst
(Figuur
136).
1. Gebruik 1 van deze
messen voor het meten
van de hoogte van het
voorste mes.
2.
Meet met een korte liniaal de afstand van de
grond tot de voorste rand van het mes.
3.
Meet vanaf de vloer naar de achtertip van het
wingletmes en registreer die maat.
4.
Trek de afstand aan de voorkant af van de
afstand aan de achterkant om de schuinstand
van elk mes te berekenen.
93
Figuur 136
2. Gebruik 1 van deze
messen voor het meten
van de hoogte van het
achterste mes.
g009150