Audio-opnameniveau (ingebouwde microfoon/MIC-aansluitpunt)
U kunt het audio-opnameniveau instellen van de ingebouwde microfoon of van een externe microfoon
die aangesloten is op het MIC-aansluitpunt.
1 Open het audioscherm.
>
[FUNC]
[C Audio]
2 Selecteer [CH1/CH2] of [CH3/CH4] om het paar audiokanalen dat u wilt aanpassen, te wijzigen.
>
• Wanneer
selecteert u het audiokanaal dat u wilt aanpassen. Herhaal indien nodig stap 2 tot en met 4 voor
het andere audiokanaal.
3 Selecteer [
Auto] of [ö Handmatig].
• Als u automatische aanpassing hebt geselecteerd, gaat u verder met stap 5. Als u handmatige
instelling hebt geselecteerd, gaat u verder met de procedure om het audio-opnameniveau aan
te passen.
4 Houd [Ï] of [Ð] ingedrukt als u het opnameniveau wilt wijzigen.
• Als richtlijn geldt: stel het audio-opnameniveau zo in dat de audioniveaumeter op het scherm
slechts zo nu en dan rechts van de markering –18 dB komt (één markering rechts van de
markering –20 dB).
5 Selecteer [X].
OPMERKINGEN
• Als de audioniveaumeter het rode punt (0 dB) bereikt, raakt het geluid mogelijk vervormd.
• Wordt de audioniveaumeter normaal weergegeven, maar klinkt het geluid vervormd, activeer dan
de microfoondemper (A 72).
• Het verdient aanbeveling gebruik te maken van een koptelefoon om het geluidsniveau te controleren
terwijl u het audio-opnameniveau instelt of wanneer de microfoondemper geactiveerd is.
Microfoongevoeligheid (ingebouwde microfoon)
U kunt de gevoeligheid van de ingebouwde microfoon verhogen.
1 Selecteer [Gevoeligheid ingeb. mic].
>
[C " Audio-instelling]
2 Selecteer de gewenste optie en selecteer vervolgens [X].
Opties
[h Normaal]:
Om audio onder gebruikelijke omstandigheden op te nemen.
[
Sterk]:
Om audio op te nemen met een hoger niveau (+6 dB).
>
[C Audio-instelling]
>
[Gevoeligheid ingeb. mic]
[MIC ALC-koppeling] ingesteld is op [
Audio opnemen
73
Separated],