Draadloos netwerk instellen
18
Een netwerkkabel gebruiken
Uw apparaat is netwerkcompatibel. Om uw apparaat
netwerkcompatibel te maken, moet u enkele
configuratieprocedures doorlopen.
• Nadat de verbinding met het draadloze netwerk is
gemaakt, moet u een apparaatstuurprogramma
installeren om vanuit een toepassing te kunnen
afdrukken (zie "Installeren van een stuurprogramma
over het netwerk" op pagina 16).
• Neem contact op met uw netwerkbeheerder of de
persoon die uw draadloos netwerk heeft ingesteld voor
informatie over uw netwerkconfiguratie.
Wat u nodig hebt
•
Toegangspunt
•
Netwerkcomputer
•
Software-cd die bij het apparaat is geleverd
•
Het apparaat met een daarop geïnstalleerd draadloos-
netwerkinterface
•
Netwerkkabel
2. Een via een netwerk aangesloten
Een netwerkconfiguratierapport afdrukken
U kunt bepalen welke netwerkinstellingen voor uw apparaat
worden gebruikt door een netwerkconfiguratierapport af te
drukken.
zie "Een netwerkconfiguratierapport afdrukken" op pagina 12.
IP-adres instellen via het programma SetIP
(Windows)
Dit programma wordt gebruikt om het IP-adres van uw apparaat
handmatig in te stellen met behulp van het MAC-adres, om te
communiceren met het apparaat. Het MAC-adres is een
hardwareserienummer van de netwerkinterface dat u terugvindt
in het netwerkconfiguratierapport terugvindt.
zie "Het IP-adres instellen" op pagina 13.
Het draadloze netwerk van het apparaat
configureren
Voordat u begint, moet u de netwerknaam (SSID) van uw
draadloze netwerk en de netwerksleutel (als deze is gecodeerd)
weten. Deze gegevens zijn ingesteld toen het toegangspunt (of
de draadloze router) werd geïnstalleerd. Raadpleeg uw
netwerkbeheerder als u niet vertrouwd bent met de draadloze
omgeving waarin u werkt.
Om parameters van het draadloos netwerk te configureren, kunt
u SyncThru™ Web Service gebruiken.
51
apparaat gebruiken