2.3 Montage van brander en armaturen
Montagestappen
1 Stiftbouten
2 Branderflens
3 Armaturenflens op brander
4 Brander aan branderflens
5 Mengbuis met blindflens
6 Dubbel magneetventiel DMV
7 Samengebouwde gasstraat
(inbouw, zie technische werkbladen)
8 Drukvoeler
9 Drukmeetnippel (aan filteringang en
op DMV meetpunt 1 gemonteerd)
Men moet erop letten dat de montage juist uitgevoerd
wordt en dat de dichtingsvlakken zuiver zijn. De juiste
plaatsing van de O-ringen voor de flensafdichting moet
eveneens gecontroleerd worden. Het is niet toegelaten
eventuele fouten te willen compenseren door de
2.4 Elektrische aansluiting
De 7-polige aansluitstekker van de ketelsturing wordt
direct op de aansluitconsole van de brander aangesloten.
De beide kabelstekkers die uit het branderhuis komen,
worden gebruikt voor de aansluiting van het DMV-ventiel.
(GW = gasdrukvoeler, DMV = magneetventielen)
De stekker voor de vermogenregeling wordt onder de
servomotor ingestoken.
2.5 Smeltzekering
Een zekering (T 6,3 A) voor de beveiliging van de
elektrische componenten van de brander bevindt zich in
het onderste gedeelte van de aansluitconsole. Deze is
makkelijk bereikbaar na het wegnemen van de
branderautomaat. In de busstekker bevindt zich een
reservezekering.
6
1
6
7
8
Opgelet !
Bij de montage van de armaturen zonder zwenkbocht moet
tussen de drukregelaar en het dubbel magneetventiel een
buisstuk van minstens 200 mm lengte geplaatst worden.
2
3
flensbouten met geweld aan te trekken.
Het inschroeven resp. het afdichten van de schroefdraden
mag niet op de gemonteerde brander of DMV-ventiel
gebeuren (beschadiging van de
flensbevestigingsschroeven).
4
5