1. Algemene richtlijnen
Veiligheid
Een veilige werking van de brander veronderstelt dat
deze door gekwalificeerd personeel vakkundig
gemonteerd en in bedrijf genomen wordt,
overeenkomstig deze montage- en
bedieningsrichtlijnen.
In het bijzonder moeten alle betreffende installatie- en
veiligheidsvoorschriften in acht genomen worden,
zoals b.v. de installatienormen van de groep NBN D
30- ..., NBN D 51.003, NBN D 51.004, NBN B 61.001 en
het Algemeen Reglement voor Elektrische Installaties,
afgekort A.R.E.I.
Vlambeveiligingen, begrenzingsapparatuur,
regelorganen en andere veiligheidselementen mogen
alleen door de fabrikant of diens gevolmachtigde
hersteld worden.
Het niet in acht nemen van deze voorschriften kan
levensgevaar, zwaar lichamelijk letsel of aanzienlijke
materiële schade tot gevolg hebben.
Personeelskwalificatie
Met gekwalificeerd personeel bedoelt men in deze
montage- en bedieningsrichtlijnen personen die
vertrouwd zijn met opstelling, montage, afregeling en
inbedrijfstelling van het product en die voor deze
werkzaamheden de nodige kwalificaties bezitten,
zoals b.v. :
– een opleiding hebben genoten en bevoegd zijn om
stroomkringen en elektrische toestellen volgens de
veiligheidstechnische normen in- en uit te schakelen,
te aarden en te kenmerken
– een opleiding hebben genoten en bevoegd zijn om
plaatsings-, ombouw- en onderhoudswerken uit te
voeren aan binneninstallaties voor het gebruik van
gas, verdeeld door leidingen
Bedieningsaanwijzingen
De bedieningsaanwijzingen, gevoegd bij elke brander,
moeten in de stookplaats op een zichtbare plaats
opgehangen worden. Op deze bedieningsaanwijzingen
wordt het adres van de dichtstbijzijnde klantenservice
aangegeven.
Onderricht gebruiker
Storingen worden dikwijls veroorzaakt door een foutief
gebruik. De personen die instaan voor de bediening van
de installatie moeten uitvoerig over de werking onderricht
worden. Bij herhaald optredende storingen moet de
servicedienst opgeroepen worden.
Elektrisch schakelschema
Een uitvoerig elektrisch aansluitschema behoort tot de
leveringsomvang van elke brander.
Onderhoud en klantenservice
De verbrandingswaarden moeten na elke
onderhoudsbeurt of ontstoring gecontroleerd worden.
Indien tijdens onderhouds- en controlewerken de
schroefkoppelingen worden losgemaakt, dan moeten de
dichtingsvlakken bij het herkoppelen grondig gereinigd
worden en de verbindingen moeten perfect sluiten.
Opstelling van de branders
Materiaal, bouwwijze en beschermingsaard van de
branders en gasarmaturen zijn standaard voorzien voor
werking in gesloten ruimtes.
4
Algemene informaties bij werking op gas
Bij de plaatsing van gasstookinstallaties moeten alle
betreffende voorschriften en richtlijnen in acht genomen
worden.
De contractuele installatie-onderneming, verantwoordelijk
voor de installatie of ombouw van een gasinstallatie, zal
voor de aanvang van de werken bij de
gasverdeelmaatschappij (GVM) alle informaties indienen
over de aard en de omvang van de geplande installatie. De
installatie-onderneming moet er zich van vergewissen of
een voldoende gastoevoer naar de installatie verzekerd is.
Gaseigenschappen
Aan de gasmaatschappij dienen volgende inlichtingen
aangevraagd te worden : beschikbare
gassoort - stookwaarde in kWh/m
de rookgassen - gasverdeeldruk.
Gasleiding
Voor het aanbrengen van eventuele dekmiddelen wordt de
binneninstallatie (inbegrepen de tussengasmeters) tot aan
de gesloten branderstopkraan, door de installateur aan
een beproeving en nazicht onderworpen volgens de
procedure beschreven in paragraaf 3.6 van de norm NBN
D-51.003. Verder moet de voor de beproeving gebruikte
lucht of het inerte gas uit de installatie verwijderd worden.
Algemeen geeft de berekening van de gastoevoerleiding
een nominale doorlaat welke minstens één maat groter is
dan de diameter van de branderarmaturen. Voor de
berekening van de gastoevoerleiding verwijzen wij naar de
bijlage van de norm NBN D 51.003.
Gasarmaturen
De gasarmaturen dienen in juiste volgorde en
stromingsrichting te worden gemonteerd. Om een goede
storingsvrije start te bekomen, moet de afstand tussen
brander en DMV-ventiel zo klein mogelijk gehouden
worden.
Schroefdraadverbindingen
Er mogen uitsluitend BGV-geteste en toegelaten
dichtingsmaterialen gebruikt worden. De betreffende
gebruiksrichtlijnen in acht nemen !
Beproeving en nazicht
Verbindingen, lassen, kranen ... van de binneninstallatie
tijdens de beproeving onder een druk van 100 mbar
afzepen met schuimvormende middelen die geen corrosie
veroorzaken (zie NBN D-51.003 par. 3.6)
Gassoort
De brander mag enkel gebruikt worden voor de op het
typeplaatje aangegeven gassoort. Bij omschakeling op
een andere gassoort is een ombouwset en een nieuwe
afregeling noodzakelijk.
Installatie
De armaturen moeten veilig, spannings- en trillingsvrij
gemonteerd worden. De aansluiting gebeurt
standaardmatig van rechts.
Gasdebietmeters
Plaats, grootte en aard van gasdebietmeter wordt door de
gasmaatschappij bepaald. Enkel de door de
gasmaatschappij goedgekeurde gasdebietmeters mogen
geïnstalleerd worden. Wanneer geen gasdebietmeter
beschikbaar is (b.v. bij installaties met vloeibaar gas), dan
dient de gebruiker erop gewezen te worden dat de
brander niet optimaal kan afgeregeld worden door het
ontbreken van een basismeetsysteem.
3
- max. CO
-gehalte van
2