NOTA:
Wanneer u met lage snelheid manoeuvreert,
bijvoorbeeld in de buurt van een ligplaats, is
het raadzaam om indien mogelijk beide mo-
toren te laten draaien, met één motor in neu-
traal.
DMU41880
Vervangen van de zekering
DWM00631
Het installeren van een verkeerde zeke-
ring of een stukje draad kan een overma-
tige stroomvloei mogelijk maken. Dat kan
het elektrisch systeem beschadigen en
brand veroorzaken.
Als een zekering is doorgesmolten, dient u
de zekering te vervangen met behulp van de
volgende procedure.
1.
Zet de hoofdschakelaar in de stand
"
" (uit).
2.
Verwijder het deksel van het zekeringen-
kastje.
3.
Wanneer u de hoofdzekering of schei-
dingszekering vervangt, verwijdert u de
schroeven om vervolgens de zekering te
verwijderen. Installeer de reservezeke-
ring en draai de schroeven vervolgens
aan.
Herstellen van defecten
1. Deksel van zekeringenkastje
2. Reservezekering (10 A, 15 A, 20 A, 30 A, 60
A)
3. Zekeringtrekker
1. Brandstofpompzekering (10 A)
2. Zekering van de hoofdschakelaar / trim- en
kantelbekrachtigingsschakelaar (20 A)
3. Schakelactuatorzekering (15 A)
4. Startrelaiszekering (30 A)
5. Ontstekingsspoel / Brandstofverstuiver / Vari-
abele nokkenas timing / ECM (Electronic Con-
trol Module) zekering (30 A)
6. Zekering van elektrische gasklep (10 A)
7. Brandstofpompzekering (15 A)
8. Hoofdzekering (60 A)
9. Isolatieschakelaarzekering (60 A)
10.Schroef
4.
Wanneer u een andere zekering dan de
hoofdzekering of scheidingszekering
vervangt, dient u de zekering te verwij-
deren met een zekeringtrekker. Instal-
leer een reservezekering met de correc-
te stroomsterkte.
1
2
2
3
ZMU07786
8
10
1
2
3
4
10
5
6
7
9
ZMU07995
96