Onderhoud
Voor batterijen met celdoppen, controleer dagelijks het electrolytniveau
van minimaal één van de cellen. Voeg alleen gedestilleerd water toe,
indien nodig, bij alle cellen waarvan het elektrolytniveau te laag is. Het
juiste niveau is halverwege tussen de bovenkant van de platen en de
onderkant van het vulgat.
Controles uitvoeren met de contactsleutel of -
schakelaar in de stand AAN
WAARSCHUWING
DOE UW VEILIGHEIDSGORDEL OM! De veiligheidsgordel is aange-
bracht om ervoor te zorgen dat de bestuurder niet van de heftruck
valt als deze mocht omslaan. DE VEILIGHEIDSGORDEL IS ALLEEN
VAN NUT ALS HIJ OMGEGESPT IS.
Na het uitvoeren van de Controles uitvoeren met de contactsleutel of -
schakelaar in de stand UIT, dient u alvorens de heftruck in onderhoud te
geven de Controles uitvoeren met de contactsleutel of -schakelaar in
de stand AAN uit te voeren.
Controleer of dat de omgeving van de heftruck vrij is, voordat u met de
heftruck gaat rijden. Ga voorzichtig te werk bij het uitvoeren van de con-
troles.
Bedieningshendels en pedalen
Controleer of de hendels voor de mast en het hulpstuk werken zoals
beschreven in het gedeelte Modelbeschrijving van deze handleiding. De
rempedalen worden gecontroleerd zoals beschreven in de voorgaande
paragrafen Bedrijfsremmen en Automatische parkeerrem waarin de
werking van de remmen wordt beschreven.
180
Richting- en snelheidspedalen
Controleer of de richting- en snelheidspedalen werken zoals beschreven
in het hoofdstuk Modelbeschrijving van deze handleiding.
Elektrische onderdelen
1. Controleer de werking van de claxon door op de claxonknop op het
stuurwiel te drukken. De claxon werkt met de contactsleutel of -schakelaar
in elke stand. Als de vorkheftruck is uitgerust met elektrohydraulische
bedieningselementen, is er nog een claxonknop aanwezig op de armleu-
ning. Zie
Figuur 7 en Tabel 1.
Er is ook een hendel met een optionele claxonknop aangebracht op de
rechterstijl van de beschermkap. Zie het hoofdstuk Modelbeschrijving en
Tabel 1.
2. Als de vorkheftruck is uitgerust met lampen, controleer dan de werking
van de lampen met behulp van de betreffende tuimelschakelaar. Deze
bevindt zich aan de rechterkant van de stuurkolom. Zie Figuur 7 en
Tabel 1. De lampen werken met de contactsleutel of -schakelaar in elke
stand.
3. Controleer het knipperlicht door de contactsleutel of -schakelaar in de
stand AAN te zetten en te controleren of het lampje werkt. Het knipper-
licht kan ook met een tuimelschakelaar worden bediend.
4. Controleer het reservealarm op heftrucks die uitgerust zijn met een rij-
richtingshendel. Ga op de stoel zitten, draai de contactsleutel of -schake-
laar naar de stand AAN, druk het rempedaal in en zet de
rijrichtingshendel in zijn achteruit om het alarm te laten klinken.