12. Markeer de grond, direct onder het display van de ontvanger, als het RLP. Een lijn tussen het RLP
en FLP vertegenwoordigt de koers van de zender.
13. Plaats de ontvanger op de kruising van deze koerslijn met de LL door het centrum van het vak op
het display en houd de trekker ingedrukt om een dieptemeting uit te voeren. Dit is de huidige locatie
van de zender.
Het scherm Diepte ontvanger, op LL
Drie methoden om de diepte te controleren
HAG uitschakelen, ontvanger op grond plaatsen en andere dieptemeting uitvoeren. Deze waarde moet zich
binnen 5% van de diepte bevinden die met HAG ingeschakeld en ontvanger opgetild werd verkregen. In het
voorbeeld moeten de waarden 3,51 m zijn.
of
Met HAG ingeschakeld, plaats de ontvanger op de grond en voeg HAG aan de weergegeven diepte toe. Het
moet ook 3,51 m zijn.
of
Als HAG niet wordt gebruikt, noteer de diepte op de grond en til de ontvanger precies 1 m op. De diepte-
uitlezing moet dezelfde afstand toenemen. In het bovenstaande voorbeeld moeten de waarden 4,42 m zijn.
Zie
Bijlage C
op pagina 73 en
DigiTrak Falcon F5 ® Handleiding
Boorinstallatie
1. HAG ingeschakeld
2. Gecorrigeerde diepte
3. Met LL uitgelijnd in
het vak, de ontvanger
mag tijdens de
dieptemetingen naar
RLP of FLP zijn
gericht
Bijlage D
op pagina 77 voor meer informatie over de diepte.
D
C
I
IGITAL
ONTROL
NCORPORATED
Boorpad
Huidige positie van de
ontvanger en zender
53