REMKO CMF / CMT
Uitvoering
Voor de uitvoering en dimensione-
ring van een verwarmingsinstallatie
dient een precieze berekening van
de benodigde verwarmingscapaciteit
voor het gebouw volgens EN 12831
plaats te vinden.
Ter oriëntatie kan de warmtebe-
hoefte ook aan de hand van het
bouwjaar en het type gebouw
worden bepaald. De tabel hiernaast
geeft bij benadering de specifieke
warmtebehoefte van een aantal
soorten gebouwen. Door deze
waarde te vermenigvuldigen met
het te verwarmen oppervlak wordt
het benodigde vermogen van de
verwarmingsinstallatie verkregen.
Voor een exacte berekening dienen
een aantal zaken nader te worden
bepaald.
De transmissiewarmtebehoefte, de
ventilatiewarmtebehoefte en een
toeslag voor het opwarmen van
drinkwater geven samen het ver-
warmingsvermogen, dat maximaal
door de verwarmingsinstallatie
geleverd dient te worden.
Om de transmissiewarmtebehoefte
te kunnen bepalen, moeten de
oppervlaktes van vloeren, buiten-
wanden, ramen, deuren en het
dak bekend zijn. Verder dienen er
gegevens te zijn over het gebruikte
materiaal, waarmee de verschil-
lende warmtedoorgangscoëfficien-
ten (de zogenaamde U-waarde)
kunnen worden bepaald. Tenslotte
dienen ook de kamertemperatuur
en de genormeerde buitentempera-
tuur, de laagste buitentemperatuur
die gemiddeld in een jaar wordt
bereikt, bekend te zijn.
De formule om de transmissie-
warmtebehoefte te bepalen is
Q=A
U
(t
-T
) en moet voor alle
x
x
R
A
ruimte-omsluitende vlakken apart
worden berekend.
Bij de ventilatiewarmtebehoefte
wordt rekening gehouden met het
aantal keren dat de opgewarmde
kamerlucht door koude buiten-
lucht wordt vervangen. Behalve
de kamer- en de genormeerde
buitentemperatuur zijn nodig het
volume van de ruimte V, het lucht-
verversingsgetal n en de specifieke
warmtecapaciteit c van lucht.
8
Type gebouw
Passiefhuis
Lage energie woning, bouwjaar 2002
vlg. de warmte-isolatierichtlijn 1995
nieuwbouw met bouwjaar ca. 1984
Gedeeltelijk gesaneerd, bouwjaar
voor 1977
Niet-gesaneerd, bouwjaar voor 1977
De formule hiervoor is:
Q=V
n
c (t
-t
)
x
x
R
A
Een geschatte toeslag voor de levering
van heet water per persoon bedraagt
volgens VDI 2067: 0,2 kW.
Als uitvoeringsvoorbeeld is gekozen
voor een woonhuis met 150 m²
woonoppervlak en een warmtebe-
hoefte van 100 W/m². Er wonen vijf
personen in het huis. Het benodigd
vermogen om het huis te verwarmen
bedraagt 15 kW. Plus een drinkwater-
toeslag van 0,2 kW/persoon maakt
een benodigde capaciteit van 16 kW.
Al naar gelang de gebruikte energie
moet er dan nog een toeslag worden
gedaan, om rekening te houden met
eventuele spertijden. De dimensi-
onering en het berekenen van het
bivalentiepunt van de warmtepomp is
grafisch weergegeven in het specifiek
op de voorverwarmingstemperatuur
toegesneden vermogensdiagram van
Vermogen bij een aanvoertemperatuur van 35°C
30
25
20
Benodigde verwarming
vlg. DIN EN 12831
15
Min. warmte-
productie
2e warmte-
10
generator
5
0
-15 -14 -13 -12 -11 -10 -9
-8
-7
Genormeerde buitentemp.
Bivalentiepunt
Specifiek verbruik in W/m
de warmtepomp. (In het voorbeeld
35 °C voor een vloerverwarming).
Als eerste worden de benodigde
capaciteit bij de genormeerde buiten-
temperatuur (per locatie verschillende
laagste temperatuur van het jaar) en
de verwarmingsgrens ingetekend. In
het diagram met de vermogenscurve
wordt de verwarmingsbehoefte die
aan de buitentemperatuur is gerela-
teerd, vereenvoudigd weergegeven
als rechte lijn tussen de hoogste ver-
warmingsbehoefte en het begin dat
er behoefte aan verwarming ontstaat.
Het snijpunt van de rechte lijn met de
max. verwarmingsvermogenscurve
wordt met een loodlijn op de x-as be-
paald, zodat daar de temperatuur van
het bivalentiepunt kan worden afge-
lezen. (in het voorbeeld bij ca. -4°C.)
Het minimaal benodigde vermogen
van de tweede warmtegenerator
is het verschil tussen de benodigde
warmte en het maximale vermogen
van de warmtepomp op die dagen.
(In het voorbeeld is het benodigde
vermogen om de pieklast te dekken
ca. 6 kW.)
Ben. verwarming
-6
-5
-4
-3
-2
-1
0
1
2
3
4
5
6
7
8
Buitentemperatuur [°C]
Diagramm Auslegung
2
10
40
60
80
100
200
n-max
Nominale frequentie 66/77 Hz
Ben. verwarm. + warm
n-min
waterbehoefte en
toeslag voor spertijden
9
10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
Verwarmingsgrens bestaande
bouw vlg. VDI 4650